Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelrgnbrucada:2016-10-27_abelbrucada_avis-151-16:start

Avis 151-16

Transposition

Gewestelijke Commissîe voor de toegang tôt bestuursdocumenten van het Bmssels
Hoofdstedelijk Gewest
Advies 151.16
Inzake ; de heer Christophe MEEUSSEN / Gewestelijke Overheidsdienst Brussel (hierna GOB) en het kabinet van Minister-President Vervoort
Toepassing wordt gevraagd van artikel 20bîs van de ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur (hierna: de ordonnantie)
Artikel 20 van de ordonnantie is van toepassing
1. Voorwerp van de aanvraag en feitelijke voorafgaanden
Op 9 augustus 2016 nam de heer Meeussen per mail contact op met de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel (op het mailadres info@gob.brussels) en met het kabinet van Minister-President Vervoort (op het mailadres info.vervoort@gov.brussels) met de vraag om hem een kopie over te maken van de agenda's van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van de laatste 3 maanden. Hij geeft in deze mail aan dat hij, in geval bepaalde elementen van de gevraagde agenda's niet kunnen worden doorgegeven, bijvoorbeeld omwille van de bescherming van het privéleven, vraagt om een "gedeeltelijke openbaarmaking" van de gevraagde documenten.

Op 13 oktober 2016 stuurde de heer Meeussen een nieuwe mail naar dezelfde mailadressen. In deze mail geeft hij aan dat hij een "beroep" wenst in te stellen tegen de impliciete weigering van zijn bovengenoemde vraag om informatie. Hij vraagt daarnaast ook om de heroverweging van zijn vraag om informatie.

Op 14 oktober 2016 vroeg de Commissie voor de toegang tôt bestuursdocumenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna de Commissie) aan het Kabinet van Minister-President Vervoort om uitleg met betrekking tôt dit dossier. Het Kabinet reageerde niet op dit verzoek om uitleg.

2. Analyse van het tôt de Commissie gerichte verzoek
Hoewel de heer Meeussen in zijn mail van 13 oktober 2016 aangeeft dat hij een "beroep" wenst in te stellen tegen de impliciete weigering van de GOB en het Kabinet van Minister-President Vervoort, dient er te worden van uitgegaan dat hij eigenlijk een adviesaanvraag richt tôt de Commissie.

De in artikel 20bis van de ordonnantie vervatte beroepsmogelijkheid, staat immers slechts open in het kader van de toepassing van de ordonnantie van 18 maart 2004 inzake toegang tôt milieu-informatie en tôt informatie betreffende de ruimtelijke ordening in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest terwijl de informatievraag van de heer Meeussen duidelijk veel mimer is. Het is immers weinig waarschijnlijk dat de agenda's van aile samenkomsten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regeringen van de laatste 3 maanden louter uit de in voornoemde ordonnantie bedoelde gegevens bestaan.

Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat de heer Meeussen, ondanks het gebruik van het woord "beroep" in zijn mail wellicht een adviesaanvraag tôt de Commissie heeft willen richten. Dit bhjkt ook uit het feit dat hij aangeeft dat hij gelijktijdig een aanvraag doet tôt
1/3
heroverweging van zijn informatievraag. Deze vraag tôt heroverweging kadert immers in de toepassing van artikel 20 van de ordonnantie.

3. Ontvankeliikheid van de adviesaanvraag
De Commissie stelt vast dat de verzoeker, zoals voorgeschreven door artikel 20 van de ordonnantie, tegehjkertijd een verzoek tôt heroverweging heeft gericht tôt het kabinet en een verzoek om advies aan de Commissie.

Deze adviesvraag voldoet dus aan de in artikel 20, eerste lid van de ordonnantie vervatte vormvoorwaarde voor ontvankelijkheid.

4. Analyse te gronde van de adviesaanvraag
1. Uit de stukken die de heer Meeussen overmaakte aan de Commissie, leîdt de Commissie, bij gebrek aan bijkomende informatie, af dat de informatievraag van de heer Meeussen inderdaad het voorwerp uitmaakte van een impliciete weigering. Er werd immers kennelijk niet gereageerd binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag van de heer Meeussen.

Aangezien het gaat om een impliciete weigering van de gevraagde informatie, wordt uiteraard geen motivering gegeven van deze weigering;
2. Hoewel de toegang tôt bepaalde elementen van de agenda's van de Regering waarvan inzage wordt gevraagd wellicht kan worden geweigerd ter bescherming van één van de in artikel 10, § 1 van de ordonnantie opgesomde belangen, is het weinig waarschijnhjk dat dit opgaat voor aile elementen ervan.

Op grond van het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking, zoals omschreven in artikel 11 van de ordonnantie, kan informatie in een bestuursdocument slechts aan de openbaarmaking worden onttrokken voor zover deze onder een uitzonderingsgrond valt. Aile informatie vervat in de opgcvraagde agenda's die niet onder een uitzonderingsgrond kan worden gebracht, moet in beginsel dan ook openbaar worden gemaakt.

3. Voor deze weigering kan ook niet gesteund worden op de in artikel 10, § 2 van de ordonnantie opgesomde weigeringsgronden.

Het is immers duidelijk dat niet aile elementen van de opgevraagde agenda's een inbreuk kunnen uitmaken op het privéleven van personen. Het lijdt ook geen twijfel dat er met betrekking tôt deze agenda's geen in een ordonnantie omschreven geheimhoudingsplicht bestaat.

De vraag om informatie van de heer Meeussen kan al evenmin worden afgewezen ter bescherming van het geheim van de beraadslaging van de regering. Deze grond van afwijzing is immers bedoeld om de standpunten van personen die betrokken zijn bij een beraadslaging te beschermen1. Het is duidelijk dat in de agenda van de regering in beginsel geen dergelijke standpunten zijn opgenomen.

1 Zie ondermeer : advies van de Commissie voor de toegang tôt en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur van 27 oktober 2014, nr. 2014-81, 5; Advies van de Commissie voor de toegang tôt en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur van 12 januari 2015, nr. 2015-06,4.

2/3
Het kan echter gebeuren dat sommige punten op de agenda van een vergadering van de regering ingeschreven zijn, en dat er, om verschillende redenen, geen beslissing over wordt genomen. Eén van deze redenen kan een meningsverschil tussen de leden van die regering zijn. In dit geval mag dé regering zich op artikel 10, § 2, 3°, van de ordonnance van 30 maart 1995 beroepen om deze punten aan de mededeling te onttrekken.

4. Ook artikel 10, § 3 van de ordonnantie kan niet als grond van weigering worden ingeroepen. De opgevraagde agenda's zijn immers opgesteld en afgewerkt door gewestelijke instanties.

De heer Meeussen geeft daarnaast aan welke agenda's hij graag zou willen ontvangen. Er kan dan ook niet worden gesteld dat zijn informatievraag niet duidelijk zou zijn.

Gelet op het feit dat de informatievraag beperkt is tôt de agenda's van de regering voor een période van 3 maanden, lijkt dit verzoek ten slotte niet kennelijk onredelijk (het gaat in beginsel immers slechts over een 15tal agenda's).

5. Advies van de Commissie
Zoals uit voorgaande bhjkt is de vraag van de heer Meeussen, voor zover zij wordt gekwalificeerd als een adviesaanvraag in de zin van artikel 20 van de ordonnantie, ontvankelijk.

Gelet op de elementen waarover de Commissie beschikt, en onder voorbehoud van eventuele nieuwe elementen die zouden worden aangehaald door de betrokken overheden, is zij de mening toegedaan dat grotendeels dient te worden ingegaan op de vraag om informatie van de heer Meeussen. De Commissie is met name de mening toegedaan dat aile informatie vervat in de opgevraagde agenda's die niet onder een specifieke uitzonderingsgrond kan worden gebracht, moet worden overgemaakt aan de heer Meeussen.

De Commissie gaf dit advies op 27 oktober 2016 op verslag van C. Aerts, waarop aanwezig waren, de heer M. Leroy, Voorzitter, de dames V. Goret, L. Therry en C. Aerts, de heer F. Eggermont, en mevrouw M. Kahn, wnd. secretaris.

3/3
transparencia/cadas/abelrgnbrucada/2016-10-27_abelbrucada_avis-151-16/start.txt · Dernière modification : 2017/10/20 00:02 de patrick