Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2016-23:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 23

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot observatiefiches en meldingsverslagen

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                  29 februari 2016




                ADVIES 2016-23

  met betrekking tot de weigering om toegang te
verlenen tot observatiefiches en meldingsverslagen
                   (CTB/2016/21)
                                                                         2

1. Een overzicht

1.1 Op 6 januari 2016 heeft de heer X aan de penitentiaire administratie
om inzage verzocht in de observatiefiches en meldingsverslagen die op
hem betrekking hebben.

1.2 Bij brief van 28 januari 2016 heeft de FOD Justitie de toegang tot de
algemene observatiefiche geweigerd op grond van artikel 6, § 2, 1° van de
wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. De
openbaarmaking van namen van of informatie over derden maakt
immers een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer uit. Het gevraagde
document bevat niet enkel de namen van medegedetineerden, maar
eveneens informatie die ontegensprekelijk kan leiden tot de identificatie
van deze medegedetineerden en bovendien de veiligheid van deze
personen in gevaar zou brengen.

1.3. Bij brief van 4 februari 2016 die de Commissie ontving op 11 februari
2016 dient de heer X een verzoek om advies in bij de Commissie voor de
toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. De FOD Justitie
heeft ondertussen op 17 februari 2016 bevestigd dat zij op 4 februari 2016
een verzoek tot heroverweging heeft ontvangen

2.       De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De adviesaanvraag is ontvankelijk. De aanvrager heeft immers voldaan
aan de vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging
en het verzoek om advies zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994
betreffende de openbaarheid van bestuur voorschrijft.

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang
tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer
uitzonderingsgronden kan of moet worden ingeroepen die zich bevinden
in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en
op     pertinente    wijze    kan     worden      gemotiveerd.   Slechts
                                                                       3

uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

De FOD Justitie roept artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 in
om de openbaarmaking van de algemene observatiefiche te weigeren.
Deze uitzonderingsgrond bepaalt dat een administratieve overheid de
openbaarmaking van informatie in een bestuursdocument moet weigeren
wanneer ze afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer. Het inroepen
van de uitzonderingsgrond wordt verantwoord op grond van het feit dat
de openbaarmaking van namen van of informatie over derden immers
een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer uitmaakt. De FOD Justitie
verduidelijkt dat het gevraagde document niet enkel de namen van
medegedetineerden     bevat,     maar      eveneens    informatie    die
ontegensprekelijk kan leiden tot de identificatie van deze
medegedetineerden en de veiligheid van deze personen in gevaar zou
kunnen brengen.

De Commissie meent evenwel dat deze motivering onvoldoende
concreet is en eerder moet worden beschouwd als een stijlformule.
Volgens de vaste rechtspraak van de Raad van State volstaat een
dergelijke motivering niet voor een weigering tot openbaarmaking. Het
is niet omdat in namen worden vermeld van medegedetineerden dat de
openbaarmaking van deze informatie inbreuk kan vormen op de
persoonlijke levenssfeer van deze medegedetineerden. Het is immers
mogelijk dat de aanvrager kennis had van bepaalde feiten waarbij
medegedetineerden betrokken waren. Dat neemt niet weg dat wanneer
er duidelijke indicaties zijn dat de openbaarmaking van bepaalde
informatie ertoe zou kunnen leiden dat medegedetineerden door de
betrokkene onder druk zouden kunnen worden gezet of gechanteerd of
dat hun veiligheid door de aanvrager in gevaar zou kunnen worden
gebracht dat in dit geval deze uitzonderingsgrond mits voldoende
concrete motivering moet worden ingeroepen.

De Commissie moet er evenwel op wijzen dat een observatiefiche moet
worden beschouwd als een document van persoonlijke aard. Een
document van persoonlijke aard is immers een “bestuursdocument dat
een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd
                                                                         4

of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van
een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk
nadeel kan berokkenen.” De aanvrager moet om toegang te krijgen het
vereiste belang kunnen aantonen. Er wordt geacht dat de aanvrager het
vereiste belang heeft om toegang te krijgen tot informatie die als
dusdanig kan worden gekwalificeerd die op hemzelf betrekking hebben
of toont het vereiste belang aan voor zover die informatie over andere
medegedetineerden op directe wijze invloed heeft op zijn rechtspositie.
Hij toont evenwel niet het vereiste belang aan voor zover de informatie
betrekking heeft op medegedetineerden en deze niet op directe wijze
invloed heeft op zijn rechtspositie.

De Commissie wenst wel te wijzen dat de FOD Justitie dient na te gaan
of eventueel geen beroep moet worden gedaan op artikel 6, § 1, 8° van de
wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de
openbaarmaking moet weigeren wanneer het belang van de
openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de geheimhouding
van de identiteit van de persoon die het document of de inlichting
vertrouwelijk aan de administratieve overheid heeft meegedeeld ter
aangifte van een strafbaar of strafbaar geacht feit. Vereist is wel dat de
persoon die de informatie aan de overheid heeft meegedeeld de
vertrouwelijkheid heeft ingeroepen toen hij die informatie verstrekte en
dat er een belangenafweging plaatsvindt tussen het belang dat gediend is
met de openbaarmaking en het beschermde belang. Het belang dat de
aanvrager inroept kan alvast niet worden beschouwd als een algemeen
belang.

Verder kan de FOD Justitie nagaan of de openbaarmaking niet kan
worden geweigerd omdat de vraag een advies of een mening betreft die
uit vrije wil en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld op grond
van artikel 6, § 3, 2° van de wet van 11 april 1994. In dit geval kan de
FOD Justitie mits voldoende motivering in concreto de inhoud van dit
eventuele advies of mening aan de openbaarmaking onttrekken. De
Commissie wenst er wel op te wijzen dat het hier gaat om een
facultatieve uitzonderingsgrond die omdat de openbaarheid het principe
is, extra moet worden gemotiveerd. Net als in vorige uitzonderingsgrond
moet de vertrouwelijkheid van het advies of de mening bij het geven
ervan zijn ingeroepen.
                                                                      5

De Commissie wenst verder op te merken dat de FOD Justitie zich enkel
heeft uitgesproken over het niet openbaar maken van de algemene
observatiefiche, maar niet over eventuele meldingsverslagen. Voor zover
zij hiervoor geen uitzonderingsgronden aanvoert en behoorlijk in
concreto motiveert, is ze ertoe gehouden deze verslagen openbaar te
maken, al moet de Commissie erop wijzen dat de hiervoor aangehaalde
uitzonderingsgronden eventueel moeten of kunnen worden ingeroepen.

Ten slotte wil de Commissie het principe van de gedeeltelijke
openbaarmaking in herinnering brengen. Op grond hiervan kan slechts
informatie aan de openbaarheid worden onttrokken voor zover zij onder
één of meer uitzonderingsgronden valt. Alle andere informatie in een
bestuursdocument moet vooralsnog openbaar worden gemaakt.




Brussel, 29 februari 2016.




   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2016-23/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1