Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2016-105:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 105

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot een aantal documenten met betrekking tot bevorderingen

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                 26 september 2016




               ADVIES 2016-105

  met betrekking tot de weigering om toegang te
verlenen tot een aantal documenten met betrekking
                 tot bevorderingen
                  (CTB/2016/103)
                                                                          2



1. Een overzicht

1.1. Bij mail van 19 juli 2016 vraagt de heer X, aan de minister van
Defensie om toegang te verstrekken door hem een kopie te verstrekken
van de volledige KB’s van 22 juni 2016 waarbij 23 officieren worden
benoemd tot de graad van majoor in het Korps Luchtmacht Niet-Varend
Personeel. Deze KB’s moeten normaal per uittreksel bekend worden
gemaakt via het Belgisch Staatsblad, wat nog niet is gebeurd. Wel hebben
de benoemingen plaatsgevonden op 26 juni 2016 en werden de KB’s door
de Koning getekend. Als belang roept de aanvrager in dat hij wil nagaan
of er in de respectieve KB’s enkel wordt verwezen naar de gunstige
aanbeveling van bepaalde kandidaten door het bevorderingscomité van
13 juni 2016, of er eventueel ook een bijkomende motivering wordt
vermeld voor bepaalde kandidaten.

1.2. Bij mail van 19 juli wordt hem gevraagd om “de geschreven
procedure” te volgen.

1.3. Bij brief van 19 juli 2016 vraagt de heer X vervolgens via brief
toegang tot de gevraagde KB’s op.

1.4. Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn aanvraag binnen de door de
wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalde
termijn, dient hij bij brief van 29 augustus 2016 een verzoek tot
heroverweging in bij de minister van Defensie. Tegelijkertijd dient hij bij
brief van dezelfde datum ook een verzoek om advies in bij de Commissie
voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd.

   2.    De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat de aanvraag ontvankelijk is. De
adviesaanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de
gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan het Ministerie
van Landsverdediging en het verzoek om advies aan de Commissie.
                                                                           3

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Voorafgaandelijk wenst de Commissie op te merken dat een aanvrager
niet kan verplicht worden om een zogenaamde ‘geschreven procedure’ te
volgen. Een administratieve overheid kan immers geen bijkomende
verplichtingen opleggen dan door de wet worden opgelegd. Aan het
begrip “schriftelijk” in de wet van 11 april 1994 moet een ruime invulling
worden gegeven in het licht van artikel 32 van de Grondwet dat van het
recht van toegang tot bestuursdocumenten een fundamenteel recht
maakt. Onder “schriftelijk” moet dan ook een boodschap worden
begrepen die een aanvrager via e-mail verstuurt, zolang maar duidelijk is
dat de toegang tot een bestuursdocument wordt gevraagd. Bijkomende
verplichtingen kunnen enkel worden gevraagd wanneer niet enkel
identificatie, maar ook authentificatie vereist is. Dit is het geval wanneer
de toegang die wordt gevraagd niet aan iedereen toekomt, maar slechts
wanneer ze enkel aan de aanvrager omwille van zijn identiteit of zijn
specifiek belang. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat de aanvrager
hiervoor een papieren aanvraag moet indienen.

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang
tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich
bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

De documenten waar de aanvrager toegang vraagt moeten worden
beschouwd als documenten van persoonlijke aard. Een document van
persoonlijke aard is een “bestuursdocument dat een beoordeling of een
waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk
identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag
waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan
berokkenen” (artikel 1, tweede lid, 3° van de wet van 11 april 1994).
                                                                          4

Deze definitie sluit uit dat elke informatie die op natuurlijke personen
betrekking heeft, als dusdanig kan worden gekwalificeerd. Wie toegang
tot een dergelijke informatie wenst, moet een belang aantonen. De
documenten van persoonlijke aard die de aanvrager wenst te verkrijgen
hebben niet op hemzelf betrekking, maar op derden. Ondanks het feit
dat de documenten op derden betrekking hebben, kan een aanvrager in
aanmerking komen om toegang te krijgen tot dergelijke documenten
wanneer hij het vereiste belang aantoont. Daarbij is van belang dat
hijzelf zijn kandidatuur had ingediend om bevorderd te worden tot de
graad van Majoor in het Korps Luchtmacht Niet-Varend Personeel. Hij
wenst na te gaan op grond van welke motieven de kandidaatstelling van
de andere kandidaten wel werd weerhouden en kennis te nemen van
bijkomende motieven dan diegene die door het bevorderingscomité HO
werden gegeven. De Commissie acht dat de aanvrager hiermee het
vereiste belang aantoont.

Het feit dat de aanvrager voor de toegang tot bepaalde documenten van
persoonlijke aard het vereiste belang heeft, verhindert niet dat de
openbaarmaking op andere gronden moet of kan worden geweigerd. De
minister van defensie dient na te gaan in welke mate artikel 6, § 2, 1° van
de wet van 11 april 1994 die een administratieve overheid verplicht de
openbaarmaking van bepaalde informatie te weigeren wanneer de
openbaarheid inbreuk doet op de persoonlijke levenssfeer van derden,
tenzij deze met de openbaarmaking zouden instemmen, moet worden
ingeroepen. In dit verband wil de Commissie erop wijzen dat het
onvoldoende is dat bepaalde informatie betrekking heeft op de
persoonlijke levenssfeer. De minister moet in concreto aantonen dat het
openbaar maken schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer van
die derden. Aangezien het hier gaat om een absolute uitzonderingsgrond,
dient hier geen belangenafweging plaats te vinden. Het is voldoende dat
wordt vastgesteld dat er door de openbaarmaking schade zou worden
toegebracht aan de persoonlijke levenssfeer. Voor de motivering zijn
grondslag vindt in bepaalde persoonlijkheidskenmerken van de
betrokken personen, kan worden geacht dat de openbaarmaking schade
kan toebrengen aan de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen,
tenzij ze met de openbaarmaking van die informatie zelf instemmen.
                                                                     5

De Commissie wenst het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking
in herinnering te brengen. Op grond hiervan kan slechts informatie die
onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking worden
onttrokken. Alle andere informatie moet vooralsnog openbaar worden
gemaakt.




Brussel, 26 september 2016.




   F. SCHRAM                                          M. BAGUET
   secretaris                                         voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2016-105/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1