Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2013-46:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 46

Met betrekking tot de toegang tot notulen van de SIOD

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

    Afdeling openbaarheid van bestuur




                 30 september 2013




               ADVIES 2013-46

met betrekking tot de toegang tot notulen van de
                     SIOD
                  (CTB/2013/80)
                                                                        2

   1. Een overzicht

Bij brief van 29 mei 2013 vraagt mevrouw Nadia Sminate om een kopie
van alle notulen van de vergaderingen van de Algemene Raad van
Partners van de SIOD, het Federaal Aansturingsbureau van de SIOD,
alsook van het directiecomité dat het Federaal Aansturingsbureau
beheert.

Bij brief van 18 juli 2013 weigert de Sociale Inlichtingen- en
Opsporingsdienst om toegang te verlenen tot de gevraagde documenten,
omdat zij van oordeel is dat een parlementslid geen gebruik kan maken
van de wetgeving betreffende de openbaarheid van bestuur en in
bijkomende orde omdat de openbaarmaking schade zou kunnen
toebrengen aan de opsporing en de vervolging van strafbare feiten. Er
wordt daarbij gesteld dat de documenten in kwestie beslissingen
bevatten met betrekking tot het beleid en de actieplannen inzake de
bestrijding van sociale fraude, beslissingen met betrekking tot de
sectoren waarin controles zullen worden uitgevoerd en andere gevoelige
en vertrouwelijke gegevens. Deze documenten aan een burger bezorgen,
zou ingaan tegen de wet en impliceren dat het belang van de
openbaarheid voorgaat op de bescherming van het belang van de
opsporing of de vervolging van strafbare feiten. Bovendien roept de
SIOD dat de documenten bepaalde situaties en acties betreffen die niet
definitief zijn, zodat het openbaar maken van deze documenten tot
misvatting kan leiden, omdat ze in wezen niet af of onvolledig zijn
(artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur). Ten slotte roept de SIOD artikel 6, § 3, 3° en
4° van de wet van 11 april 1994 in, omdat ze van mening is dat de
aanvraag als kennelijk onredelijk of kennelijk te vaag geformuleerd moet
worden beschouwd.

Omdat zij het niet eens is met dit standpunt, dient mevrouw Nadia
Sminate bij brief van 27 augustus 2013 een verzoek tot heroverweging in.
Tegelijkertijd vraagt zij de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd, om een advies. De Commissie ontvangt deze
aanvraag op 3 september 2013.
                                                                           3

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is. De
aanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van artikel 8,
§ 2 van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan het verzoek tot
heroverweging en het verzoek om advies tegelijkertijd moeten worden
ingediend.

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

3.1. Voorafgaandelijk wil de Commissie in herinnering brengen dat
artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 kennen aan
eenieder zonder een recht van toegang tot bestuursdocumenten. Het gaat
om een basisrecht dat ook aan parlementsleden toekomt. Zij hebben
immers hetzelfde recht als elke andere burger en kunnen geen
bijkomende rechten van toegang putten uit de openbaarheidswetgeving.
De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst voert dan ook ten onrechte
aan dat de aanvraagster zich niet op de wet van 11 april 1994 kan
beroepen. De voorrechten die een parlementair geniet in de uitoefening
van zijn functies vormen geen belemmering dat hij een beroep doet op
de mogelijkheden die de wet van 11 april 1994 biedt.

3.2. De Commissie stelt ook vast dat de Sociale Inlichtingen- en
Opsporingsdienst inroept dat de aanvraag kennelijk onredelijk en
kennelijk te vaag is, zodat op grond van artikel 6, § 3, 3° en 4° van de wet
van 11 april 1994 de aanvraag kan worden afgewezen.

De Commissie wenst erop te wijzen dat beide uitzonderingsgronden in
elk geval elkaar uitsluiten.

Het kennelijk te vaag zijn van de aanvraag betekent dat de bewoordingen
van de aanvraag niet toelaten om de gevraagde bestuursdocumenten te
identificeren. De Commissie meent dat dit in casu niet het geval is als de
aanvrager toegang vraagt tot alle notulen van de algemene vergadering
en van het Federaal Aansturingsbureau. De documenten waarvan de
toegang wordt gevraagd zijn dus duidelijk omschreven.

De kennelijke onredelijkheid kan worden ingeroepen wanneer
duidelijkheid bestaat over de inhoud en omvang van de aanvraag. In dit
geval moet in concreto worden aangetoond dat het tegemoetkomen aan
                                                                        4

de aanvraag de activiteiten van de federale overheidsdienst in gevaar
brengt. Bovendien wil de Commissie benadrukken dat de
uitzonderingsgrond die betrekking heeft op de kennelijke onredelijkheid
van de aanvraag een facultatief karakter heeft. Aangezien de
openbaarheid van alle bestuursdocumenten het principe is, moet het
inroepen van deze uitzonderingsgrond dan ook grondig worden
gemotiveerd. Er kan moeilijk worden ingezien dat dit in casu het geval is
wanneer de gevraagde documenten in digitale vorm bestaan en als
dusdanig ter beschikking worden gesteld.

3.3. Verder roept de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst artikel 6,
§ 1, 5° van de wet van 11 april 1994 in om de openbaarmaking te
weigeren. Deze uitzonderingsgrond houdt in dat een federale
administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren wanneer zij
heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen
de bescherming van de opsporing of vervolging van strafbare feiten. De
Commissie wenst erop te wijzen dat deze uitzonderingsgrond slechts kan
worden ingeroepen wanneer in concreto wordt gemotiveerd waarom
bepaalde informatie schade kan berokkenen aan de opsporing of
vervolging van strafbare feiten. Uit de rechtspraak van de Raad van State
blijkt overduidelijk dat niet kan worden volstaan met het vermelden van
algemene formules zoals dit nu het geval is. Bovendien kan deze
uitzonderingsgrond ook maar worden ingeroepen wanneer een
afwegingsproces heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat het belang dat
gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder doorweegt dan de
bescherming van de opsporing of vervolging van strafbare feiten. Zelfs
wanneer deze uitzonderingsgrond voor bepaalde informatie kan worden
ingeroepen is moeilijk in te zien dat alle informatie in de gevraagde
documenten onder deze uitzonderingsgrond zou kunnen vallen.

Als de Commissie rekening houdt met de opdrachten van de Algemene
Vergadering van de SIOD dat stelt ze vast dat deze een reflectie- en
adviesorgaan is in het kader van de strijd tegen de sociale fraude en het
illegale arbeid en met betrekking tot de optimale functionering van de
arrondissementele cellen. De Algemene Vergadering heeft ook als
opdracht om voorstellen aan de bevoegde minister(s) te bezorgen met het
oog op het aanpassen van de wetgeving in de strijd tegen de illegale
arbeid en de sociale fraude. Zij stelt aanbevelingen op en verstrekt
adviezen, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van een minister
                                                                         5

over de wetsontwerpen en wetsvoorstellen met betrekking tot de strijd
tegen de illegale arbeid en de sociale fraude.

Als de Commissie rekening houdt met de opdrachten van het Federaal
Aansturingsbureau dan stelt ze vast dat deze onder meer belast is met:
1° het beleid zoals vastgesteld door de Ministerraad in de strijd tegen de
illegale arbeid en de sociale fraude ter uitvoering van het beleidsplan en
operationeel plan;
2° de preventieacties nodig voor de invoering van dit beleid op te zetten
en te ondernemen;
3° de samenwerkingsprotocollen tussen de federale overheid en de
gewesten betreffende de coördinatie van de controles inzake illegale
arbeid en sociale fraude voor te bereiden;
4° de realisatiegraad van de verschillende elementen van het operationeel
plan maandelijks te evalueren.
5° binnen de arrondissementscellen de actie aan te sturen van de
inspecties van de federale Overheidsdiensten en van de instellingen van
openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en
de sociale fraude;
6° richtlijnen op te stellen ter uitvoering van het operationeel plan voor
de Arrondissementscellen, goedgekeurd door de procureur-generaal
aangewezen door het College van procureurs-generaal;
7° de voorzitters van de arrondissementscellen tweemaal per jaar bijeen
te roepen teneinde een coördinatie van de werkzaamheden van deze
cellen te organiseren;
8° de nodige bijstand te verlenen aan de bevoegde besturen en diensten
inzake de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude teneinde de
controle-operaties behoorlijk te doen verlopen;
9° studies omtrent de problematiek van illegale arbeid en sociale fraude
uit te voeren en het mogelijk maken meer gerichte acties te ondernemen,
onder andere met ondersteuning van de analisten wier opdracht
verduidelijkt wordt in artikel 6, § 3, 6°;
10° te zorgen voor de ondersteuning van de inspectiediensten;
11° de inspanningen die vereist zijn voor een volledige toegang tot alle
gegevensbanken te ondersteunen, nodig voor de uitvoering van de
opdrachten van de inspectiediensten;
12° een beleid te voeren inzake het verzamelen, bewaren, ontwikkelen
en gestructureerd uitwisselen van informatie, met name in het kader van
de modernisering van de sociale zekerheid met de Kruispuntbank van de
                                                                           6

sociale zekerheid, ingesteld en georganiseerd bij de wet van 15 januari
1990;
13° de gemeenschappelijke opleidingsbehoeften van de agenten van de
inspectiediensten te identificeren en voor de nodige opleidingen te
zorgen;
14° de informatie die nodig is voor de strijd tegen de illegale arbeid en de
sociale fraude te coördineren en te verspreiden;
15° een extern communicatiebeleid te bepalen;
16° verslag uit te brengen over de realisatiegraad van de in het
operationeel      plan     beoogde      acties,   de     te     ontwikkelen
informaticaprojecten, de in te zetten middelen, de doelstellingen en de
budgettaire opbrengsten, alsmede over de stand van zaken van de strijd
tegen illegale arbeid en sociale fraude bij de Algemene Raad voor 30 juni;
17° de internationale samenwerking tussen de inspectiediensten in het
kader van de gezamenlijke acties voor de verschillende diensten tot stand
te brengen en die op te volgen;
18° toe te zien op de uitvoering van de door de minister(s) gesloten
partnerschapsovereenkomsten.

De SIOD wordt dus uitgenodigd te onderzoeken in welke mate alle
notulen en de informatie die ze bevatten, vragen behandelen die in de
lijst van opdrachten die toekomen aan de algemene vergadering en het
Federaal Aansturingsbureau betrekking hebben op de opsporing en
vervolging van misdrijven. De SIOD moet erover waken ze in concreto
en op pertinente wijze te verantwoordt waarom ze een uitzondering
inroept om de gevraagde toegang geheel of gedeeltelijk weigert (zie 3.5
hierna).

3.4. Ten slotte roept de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst artikel
6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 in. Deze uitzonderingsgrond
bepaalt dat een federale administratieve overheid de openbaarmaking
kan weigeren als het een bestuursdocument betreft waarvan de
openbaarmaking, om reden dat het document niet af of onvolledig is, tot
misvatting aanleiding kan geven. Het inroepen van deze
uitzonderingsgrond is aan strenge voorwaarden onderworpen. Zo kan ze
slechts worden ingeroepen voor bestuursdocumenten die onaf of
onvolledig zijn. Het feit dat de erin beschreven situaties en acties niet
definitief zijn, maakt niet dat het bestuursdocument onaf of onvolledig
is. De aanvraag heeft trouwens betrekking op goedgekeurde notulen en
bijgevolg om afgewerkte documenten. Aangezien de eerste voorwaarde
                                                                         7

niet is vervuld, moet ook niet verder worden onderzocht of de andere
voorwaarden zijn vervuld. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
roept dan ook ten onrechte artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994
in.

3.5. De Commissie wenst bovendien te wijzen op artikel 6, § 4 van de
wet van 11 april 1994 op grond waarvan slechts informatie aan de
openbaarheid kan worden onttrokken voor zover deze onder een
uitzonderingsgrond valt en dit inroepen in concreto en behoorlijk is
gemotiveerd. Alle andere informatie in een bestuursdocument moet dan
ook openbaar worden gemaakt.




Brussel, 30 september 2013.




   F. SCHRAM                                             M. BAGUET
   secretaris                                            voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2013-46/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1