Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2011-305:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 305

Over de weigering om toegang te geven tot een bijkomend advies in het kader van een negatieve beslissing inzake uitgaansvergunningen

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                 12 september 2011




               ADVIES 2011-305

  over de weigering om toegang te geven tot een
 bijkomend advies in het kader van een negatieve
      beslissing inzake uitgaansvergunningen
                  (CTB/2011/306)
                                                                           2

   1. Een overzicht

Bij mail van 15 juni 2011 vraagt de heer Jürgen Millen, namens zijn
cliënt, de heer X, aan de FOD Justitie om toegang te krijgen tot het
bijkomend advies van 19 mei 2011 dat werd verleend naar aanleiding
van een negatieve beslissing inzake uitgaansvergunningen.

Bij mail van 16 juni 2011 brengt de FOD Justitie aan de aanvrager ter
kennis dat de bijkomende informatie betrekking had op de overbrenging
van de betrokkene, samen met een aantal andere gedetineerden, wegens
ontvluchtingsplannen uit de penitentiaire inrichting te Tilburg naar het
penitentiair complex te Brugge. Er wordt meegedeeld dat dit document
omwille van de bescherming van de privacy van de andere
gedetineerden, niet ter beschikking kan worden gesteld.

Bij mail van 23 juni 2011 wijst de aanvrager op de mogelijkheid van
gedeeltelijke openbaarmaking en dringt aan om toegang te krijgen tot dit
advies.

Bij brief van 19 juli 2011 weigert de FOD Justitie officieel toegang tot het
gevraagde document te verstrekken. In die zin moet worden opgemerkt
dat enkel de heer Hans Meurisse, directeur-generaal van het Directoraat-
generaal Penitentiaire Inrichting gemachtigd is namens de minister van
Justitie om een beslissing te nemen over een vraag tot openbaarmaking
op grond van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van
bestuur. De toegang wordt geweigerd omdat het gevraagde document
niet alleen de namen van andere gedetineerden bevat die bij de
ontvluchtingsplannen waren betrokken, maar ook andere gedetailleerde
informatie over de voorbereiding van deze ontvluchting. De
bekendmaking van deze informatie zou de openbare orde in het gedrang
brengen. Het recht van toegang tot het document weegt in dit geval niet
op tegen de bescherming van de openbare orde en de veiligheid van het
land.

Bij fax van 13 augustus 2011 dient de heer Jürgen Millen, namens zijn
cliënt, een verzoek tot heroverweging in tegen de weigering tot
openbaarmaking van het gevraagde bestuursdocument. Tegelijkertijd
dient hij bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna
Commissie genoemd, een verzoek om advies in.
                                                                          3



   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie stelt vast dat de aanvrager voldaan heeft aan de wettelijke
vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging en het
verzoek om advies zoals gesteld in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april
1994.

De Commissie wenst wel uitdrukkelijk op te merken dat bij de
vermelding van de beroepsmogelijkheden niet het correcte adres van de
Commissie werd vermeld. Dit adres is sinds 2004 Koloniënstraat 11, 1000
Brussel en wordt ook als dusdanig vermeld op de website van de FOD
Binnenlandse Zaken en op de website van de Commissie
(http://www.bestuursdocumenten.be).

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

De vraag heeft betrekking op de toegang tot een document van
persoonlijke aard. Het gaat immers om een bestuursdocument dat een
beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of
gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van
een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk
nadeel kan berokkenen. Onmiskenbaar heeft de aanvrager die in de
plaats treedt van zijn cliënt, het vereiste belang om toegang te verkrijgen
tot dat document voor zover het betrekking heeft op zijn cliënt of
betrekking heeft op derden als dit voor de situatie van zijn cliënt
relevant is. Hij heeft echter niet het vereiste belang voor zover hij
informatie wenst te krijgen tot dergelijke informatie die op derden
betrekking heeft als die informatie niet relevant is voor zijn cliënt. De
motivering van de beslissing schiet op dit aspect tekort.

De FOD Justitie roept twee redenen in om de openbaarmaking van het
gevraagde document te weigeren. Als eerste reden weigert ze de toegang
omdat er informatie aanwezig is over andere gevangenen, waarmee de
betrokkene in de gevangenis zat. De Commissie is van mening dat dit
niet afdoende is om de openbaarmaking te weigeren. Naast de vereiste
van het beschikken over het vereiste belang, moet immers worden
nagegaan of er één of meer uitzonderingsgronden kunnen worden
ingeroepen. In casu kan artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994
een rol spelen. Op grond hiervan moet een administratieve overheid
                                                                        4

immers de openbaarmaking weigeren wanneer de openbaarmaking van
het bestuursdocument afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer,
tenzij de betrokken persoon met de inzage, de uitleg of de mededeling in
afschrift heeft ingestemd. Het is dus onvoldoende dat de informatie
betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer. De openbaarmaking
moet bovendien voor gevolg hebben dat de openbaarmaking schade aan
dat belang toebrengt. Dus slechts voor zover dit het geval is en dit in
concreto kan worden gemotiveerd, kan die informatie die onder deze
uitzonderingsgrond valt, aan de openbaarmaking worden onttrokken. De
Commissie wil wel wijzen op artikel 4, 3° van de wet van 29 juli 1991
betreffende de motivering van bestuurshandelingen op grond waarvan
de beslissing niet formeel moet worden gemotiveerd wanneer die
motivering afbreuk kan doen aan de eerbied voor het privé-leven.
Volgens de vaste adviespraktijk van de Commissie is wel een minimale
motivering vereist, zodat blijkt dat de uitzondering op de formele
motiveringsplicht van toepassing is. Verder wenst de Commissie er op te
wijzen dat de mogelijkheid tot het inroepen van deze
uitzonderingsgrond minder waarschijnlijk is als de in het
bestuursdocument opgenomen informatie al gekend is door iedereen die
betrokken was bij de ontsnappingsplannen. De bescherming van de
persoonlijke levenssfeer moet immers in concreto worden beoordeeld.

De FOD Justitie roept daarnaast ook de uitzondering in die valt onder
artikel 6, § 1, 4° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een
administratieve overheid de vraag om inzage, uitleg of mededeling in
afschrift van een bestuursdocument afwijst, wanneer zij heeft vastgesteld
dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming
van de openbare orde, de veiligheid of de verdediging van het land. De
Commissie sluit niet uit dat de informatie in het document inderdaad een
gevaar kan inhouden voor de openbare orde. Het is niet zo dat het feit
dat de ontsnappingspoging betrekking had op de penitentiaire instelling
in Tilburg, niet relevant zou kunnen zijn voor andere gevangenissen,
zodat de bekendmaking van die informatie een gevaar zou kunnen
opleveren voor de openbare orde. Evenmin sluit ze uit dat de
openbaarmaking van die informatie een gevaar kan opleveren voor de
veiligheid van de bevolking, een belang dat wordt beschermd in artikel
6, § 1, 1° van de wet van 11 april 1994. Dit moet echter wel in concreto
en op pertinente wijze worden gemotiveerd en bovendien moet een
belangenafweging plaatsvinden tussen het belang dat is gediend met de
openbaarmaking en het beschermde belang. Ook hier wil de Commissie
                                                                     5

opmerken dat op grond van artikel 4, 2° van de wet van 29 juli 1991 de
formele motivering achterwege moet blijven als die motivering de
openbare orde kan verstoren.

De Commissie is bijgevolg van mening dat er gronden voorhanden
kunnen zijn om de openbaarmaking te weigeren, maar dat de motivering
op dit vlak duidelijk onvoldoende is. Bovendien wenst ze te wijzen op
het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan
slechts informatie die onder een uitzonderingsgrond valt, aan de
openbaarmaking kan worden onttrokken.


Brussel, 12 september 2011.




   F. SCHRAM                                             J. LUST
   secretaris                              plaatsvervangend voorzitter

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2011-305/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1