Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2014-5:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 5

Over de weigering om toegang te geven tot een lijst van cafés die het rookverbod niet hebben nageleefd

Transposition

  Federale Beroepscommissie voor de
    toegang tot milieu-informatie




                        3 maart 2014




                BESLISSING nr. 2014-5

over de weigering om toegang te geven tot een lijst van cafés
         die het rookverbod niet hebben nageleefd

                        (FBC/2014/2)

  MEEUSSEN/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE
            VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
                                                                           2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 5 februari 2014 vraagt de heer Chistoph Meeussen aan de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
om een kopie van een lijst van de cafés die in 2013 in overtreding waren
met het rookverbod.

1.2 Bij mail van 5 februari 2014 antwoordt de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu dat de FOD in principe
nooit namen in individuele dossiers communiceert tenzij het gaat over
veroordelingen voor een rechtbank.

1.3 In een reactie op die mail reageert de heer Meeussen in een mail van
diezelfde dag en vraagt of dit standpunt wel verenigbaar is met het
principe van openbaarheid. Hij verduidelijkt dat hij de lijst wenst te
verkrijgen in machineleesbaar formaat (XLS, ..) of als dat niet gaat in doc,
pdf of een soortgelijk formaat.

1.4 Diezelfde dag antwoordt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu dat de vraag is voorgelegd aan de juridische
afdeling.

1.5 In een mail van 6 februari 2014 weigert de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om volgende redenen:

   -   In de eerste plaats twijfelt ze eraan of de wet van 5 augustus 2006
       wel kan toegepast worden op PV’s.
   -   Indien dit het geval is dan kunnen diverse argumenten worden
       aangevoerd om de openbaarmaking van de gevraagde lijst van
       cafés die vorig jaar in overtreding waren met het rookverbod te
       weigeren. Daarbij wordt verwezen naar artikel 27, § 1 van de wet
       van 5 augustus 2006. In de eerste plaats wordt gesteld dat de
       openbaarmaking van de gevraagde gegevens het recht op
       persoonlijke levenssfeer van betrokkenen kan schenden. Specifiek
       wordt erop gewezen dat de openbare orde/veiligheid in het
       gedrang wordt gebracht, omdat er geen enkele garantie is date r
       geen acties zullen worden ondernomen tegen cafés die het
       rookverbod negeren.
   -   Verder wordt erop gewezen dat bepaalde PV’s zich al in een
       gerechtelijk stadium bevinden. De opsporing of vervolging van
                                                                        3

       sanctioneerbare feiten kan zo in het gedrang komen, alsook het
       recht voor éénieder om een eerlijk process te krijgen.

1.6 Bij mail van 6 februari 2014 dient de heer Meeussen een beroep in bij
de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.

1.7 Bij mail van 10 februari 2014 vraagt de secretaris van de Commissie
de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
om de Commissie de betrokken lijst te bezorgen en eventueel
bijkomende argumenten aan te voeren voor de weigering om toegang te
verlenen.
1.8 Bij mail van 26 februari 2014 ontvangt de Commissie de gevraagde
lijst evenals volgende argumenten om de openbaarmaking ervan te
weigeren :

« Indien u zou oordelen dat de Wet van 5 augustus 2006 van toepassing
is, wensen wij te benadrukken dat wij ons uitdrukkelijk verzetten tegen
de openbaarmaking van de gegevens en verwijzen hiervoor, naar de
uitzonderingsbepalingen vermeld in artikel 27, §1 , in het bijzonder de
punten 1°, 2°, 4° en 5°.
De betrokkenen worden met naam en toenaam vermeld, waardoor een
openbaarmaking een inbreuk zou uitmaken op het recht op de
persoonlijke levenssfeer.
Ook wordt de openbare orde/veiligheid in het gedrang gebracht, want
wij hebben geen enkele garantie dat er geen acties zullen worden
ondernomen tegen cafés die het rookverbod negeren. De praktijk en de
ervaring leren ons dat er héél wat wrevel bestaat ten aanzien die laatste
cafés, niet enkel van burgers, maar ook collega-caféuitbaters die het
negeren van het rookverbod beschouwen als een vorm van oneerlijke
concurrentie.
Tot slot bevinden bepaalde processen-verbaal zich reeds in een
gerechtelijk stadium. De opsporing of vervolging van sanctioneerbare
feiten kan aldus in het gedrang komen, alsook het recht voor éénieder
om een eerlijk proces te krijgen.”

   2. De ontvankelijkheid van het beroep

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
                                                                          4

instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 6 februari 2014
tegen een beslissing van 6 februari 2014 en dus binnen de wettelijk
bepaalde termijn.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 Het personeel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
                                                                          5

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu valt onder dit begrip (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006, 51
2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu-
instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt
trouwens niet betwist.

   3.2 Het materieel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

3.2.1. De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
                                                                      6

        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

Bij analyse van de gevraagde lijst blijkt dat deze volgende informatie
bevat:
    - dossiernummer – datum PV,
    - de geverbaliseerde,
    - de handelsactiviteit die werd uitgeoefend,
    - de overtreding,
    - de wettelijke grondslag,
    - de voorgestelde administratieve boete en de datum van het
       voorstel,
    - de uiterste betalingsdatum van de administratieve boete,
    - de overmaking aan het parket – datum,
    - de aanduiding of het dossier in behandeling is,
    - de mate waarin het dossier afgesloten is.

Er kan niet worden ontkend dat de vaststelling van het niet respecteren
van het rookverbod inhoudt dat de vaststelling van een emissie
plaatsvond van bepaalde schadelijke stoffen als gevolg van roken
waarvan niet kan worden ontkend dat zij de toestand van de gezondheid
en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de
voedselketen, de levensomstandigheden van personen kunnen aantasten.
Ook gaat het om een vaststelling dat bepaalde factoren die de toestand
                                                                      7

van elementen van het milieu of de toestand van de gezondheid en de
veiligheid van de mens aantasten of waarschijnlijk aantasten. Deze
vaststellingen vormen dus milieu-informatie onder artikel 3, 4°, b) en
artikel 3, 4°, d). Ook worden maatregelen vermeld die onmiskenbaar
betrekking hebben op de onder 3, 4, e) en f) bedoelde maatregelen. De
vermelding van de geverbaliseerde is direct verbonden met de gegevens
die verbonden zijn met de andere gegevens.

Het geheel van de informatie in de opgenomen lijst moet dan ook
volgens de Commissie als milieu-informatie in de zin van artikel 3.4°
worden beschouwd.

   3.3 De inroepbaarheid van uitzonderingsgronden

De Commissie dient enkel te onderzoeken of er afdoende redenen zijn
om de openbaarmaking te weigeren. Ze moet de openbaarmaking niet
motiveren.

   -   De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5
       augustus 2006

Artikel 27, § 1, 1° bepaalt dat voor elke milieu-informatie die het
voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, de milieu-
instantie die de aanvraag ontvangt nagaat of er uitzonderingen van
toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van een van de
volgende belangen:

(…) de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden en in het
bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de
betrokken persoon met de openbaarmaking instemt.

De Commissie stelt vast dat de geverbaliseerden enerzijds bestaan uit
rechtspersonen en anderzijds uit natuurlijke personen. In principe kan
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer enkel worden
ingeroepen ten aanzien van natuurlijke personen en niet ten aanzien van
rechtspersonen, tenzij de naam van een rechtspersoon uitdrukkelijk naar
een natuurlijke persoon verwijst. Bovendien wordt niet automatisch elk
persoonsgegeven op grond van de persoonlijke levenssfeer beschermd. In
casu betreft het immers actoren die een handelsactiviteit uitoefenen
                                                                      8

waarvan die activiteit een ruime mate van publiek karakter vertoont. De
Commissie is van oordeel dat deze persoonsgegevens dan ook niet
beschermd worden onder de uitzonderingsgrond die betrekking heeft op
de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden en in het
bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Commissie
ziet dan ook geen noodzaak om tot een belangenafweging over te gaan,
omdat er geen sprake is van een beschermd belang of recht.

De Commissie is wel van oordeel dat niet enkel rekening moet worden
gehouden met de persoonlijke levenssfeer, maar evenzeer met andere
fundamentele rechten en vrijheden die personen toekomen. Zo is de
Commissie van oordeel dat de namen van personen en inrichtingen
waarvan het dossier in handen van het parket is en de namen van zij die
nog in de mogelijkheid zijn om al dan niet de administratieve boete te
betalen, niet openbaar kunnen worden gemaakt, omdat anders het
vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces zoals
gewaarborgd door artikel 6 EVRM, zou kunnen worden aangetast. De
Commissie is in dit geval bovendien van oordeel dat het algemeen belang
hier niet zwaarder weegt dan de bescherming van deze fundamentele
rechten en vrijheden.

   -   De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 2° van de wet van 5
       augustus 2006

Artikel 27, § 1, 2° bepaalt dat voor elke milieu-informatie die het
voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, de milieu-
instantie die de aanvraag ontvangt nagaat of er uitzonderingen van
toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van een van de
volgende belangen:

(…) de openbare orde, de openbare veiligheid, hierin inbegrepen de
fysieke beveiliging van radioactieve stoffen, of de verdediging van het
land.

De Commissie ziet hoe dan ook niet in dat door de openbaarmaking van
de gevraagde informatie de openbare orde en de openbare veiligheid in
gevaar zou kunnen komen. De Commissie heeft immers vastgesteld dat
een aantal geverbaliseerden in de media zich bekend hebben gemaakt en
dan in geen enkel geval hierdoor de openbare orde en de openbare
                                                                         9

veiligheid in het gedrang zou zijn gebracht. Ook al bestaat een wrevel in
de samenleving tegen cafés die het rookverbod negeren, toch betekent
wrevel nog niet automatisch dat de openbare orde en de openbare
veiligheid in het gedrang is. En zelfs als dat in een zeldzaam geval het
geval zou zijn, dan nog er is er duidelijk publiek belang voorhanden dat
burgers kennis kunnen nemen van café waarvan het betreden het risico
inhoudt om schade aan hun gezondheid toe te brengen.

   -   De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 4° van de wet van 5
       augustus 2006

Artikel 27, § 1, 2° bepaalt dat voor elke milieu-informatie die het
voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, de milieu-
instantie die de aanvraag ontvangt nagaat of er uitzonderingen van
toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van een van de
volgende belangen:

(…) de opsporing of vervolging van sanctioneerbare feiten.

De aanvraag vraagt enkel toegang tot een lijst, en niet tot de PV die
werden opgesteld. Het is moeilijk in te zien hoe de gevraagde lijst de
opsporing of vervolging van sanctioneerbare feiten in het gedrang kan
brengen of hoe de openbaarmaking het recht op een eerlijk proces in
gevaar zou kunnen brengen. In elk geval brengt de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geen
overtuigende concrete argumenten aan.

   4. Besluit

De Commissie is van oordeel dat het ingediende beroep ontvankelijk en
gedeeltelijk gegrond is. De Commissie ziet - tenzij hierna anders vermeld
- geen enkel belang of recht dat door de openbaarmaking zou kunnen
worden geschonden en zelfs als dat in een specifiek geval zo zou zijn, dan
nog is er een duidelijk publiek belang aanwezig dat gediend is met de
openbaarmaking van de gevraagde lijst.

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu is er dan ook toe gehouden om de gevraagde lijst aan de
aanvrager openbaar te maken binnen de door de wet van 5 augustus 2006
                                                                        10

in artikel 39 termijn. Uitzondering moet evenwel worden gemaakt van
de namen van de personen en inrichtingen waarvan de openbaarmaking
voor gevolg zou hebben dat de fundamentele rechten en vrijheden, meer
bepaald het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd door artikel 6
EVRM zouden kunnen worden aangetast. In casu gaat het om zij die nog
in de mogelijkheid zijn om een keuze te maken om al dan de
gerechtelijke weg op te gaan en zij waarvan het dossier aan de
gerechtelijke instanties zijn overgedragen.

De Commissie stelt vast dat de informatie die niet mag worden
vrijgegeven, gemakkelijk van de andere informatie in de lijst is te
onderscheiden zodat de gedeeltelijke openbaarmaking moet
plaatsvinden.




Brussel, 3 maart 2014.

De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Steven Vandenborre, lid
Marie De Lombaert, plaatsvervangend lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2014-5/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1