Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2014-3:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 3

Over de weigering om toegang te geven tot documenten bezorgd door Delcredere aan de OESO

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                   3 februari 2014




             BESLISSING nr. 2014-3

over de weigering om toegang te geven tot documenten
        bezorgd door Delcredere aan de OESO

                    (FBC/2014/1)

    GREENPEACE/NATIONALE DELCREDEREDIENST
                                                                           2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 6 november 2013 vraagt de heer Jan Cappelle, namens
Greenpeace, aan Delcredere om een kopie van alle aan de OESO
bezorgde documenten, sedert juni 2012 met betrekking tot naleving van
artikel 41 van OESO Recommendation of the Council on common
approaches for officially supported export credits and environmental and
social due diligence (THE “COMMON APPROACHES”): "Members shall
report to the ECG ex post on an on-going basis or at a minimum semi-
annually, in accordance with Annex III of this Recommendation, all
projects classified in Category A and Category B for which a final
commitment has been issued."

1.2 Bij brief van 19 december 2013 weigert Delcredere de gevraagde
informatie vrij te geven om volgende redenen:

In hoofdorde roept Delcredere in dat zij van mening is dat zij geen
“milieu-instantie in de zin van artikel 3, 1°, a)” van de wet van 5 augustus
2006 te beschouwen is. Ze meent dat het onvoldoende is dat ze bij wet is
opgericht en verwijst hiervoor naar artikel 2 van richtlijn 2003/4/EG en
naar de parlementaire voorbereiding van de wet (Parl. St. Kamer (2005-
2006), stuk 2511/1, 12-14). Ze neemt immers geen beslissingen die
derden binden en maakt bovendien enkel gebruik van
commerciële/privaatrechtelijke contractuele procedés. Het afsluiten van
een verzekeringsovereenkomst met premie is een objectieve daad van
koophandel en ook om die reden geen administratieve of
bestuursfunctie. Dat geen sprake is van een “bestuursfunctie” wordt
verder bevestigd, doordat ONDD zijn activiteiten uitoefent in
concurrentie met andere kredietverzekeraars. De Nationale
Delcrederedienst verwijst ook naar artikel 1, § 2 van de wet op de
Nationale Delcrederedienst van 31 augustus 1939 waaruit blijkt dat de
missie van de Nationale Delcrederedienst van commerciële aard is: “De
Dienst heeft tot doel de internationale betrekkingen te bevorderen,
hoofdzakelijk door de acceptatie van risico’s op het gebied van uitvoer,
invoer en investeringen in het buitenland”. Ze leest een bevestiging van
deze commerciële aard ook in het feit dat de Nationale Delcrederedienst
een adequate premie moet vragen voor de gedekte risico’s. Artikel 4 van
de wet van 31 augustus 1939 bepaalt in die zin het volgende: “De
waarborg wordt slechts door de Dienst verleend mits betaling van
                                                                        3

premiën vastgesteld volgens de aard, de gewichtigheid en de duur van
het gedekte risico”.

Voor zover de gevraagde documenten wel onder de wet van 5 augustus
2006 zouden vallen, roept Delcredere de uitzonderingsgrond van artikel
27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006 in, dat voorziet in het
vertrouwelijk karakter van de federale internationale betrekkingen van
België en van de betrekkingen van België met de supranationale
instellingen. De aanvraag verwijst immers naar rapporteringen van
Delcredere aan de ECG (Working Party on Export Credits and Credit
Guarantees) van de OESO onder OESO-aanbeveling van 12 juni 2012
(Recommendation of the Council on common approaches for officially
supported export credits and environmental and social due diligence). In
het kader van de doelstellingen die deze aanbeveling nastreeft, bepaalt
artikel 41 in rapporteringen aan de ECG. De bedoeling van deze
rapportering is op een geheel transparante wijze, een peer review toe te
laten. Dergelijke peer review is de kern en de sterkte van de OESO. Dit
kan niet worden bereikt als er geen zekerheid bestaat over het lot van
documenten die in deze context zouden worden overgemaakt.
Confidentialiteit is bijgevolg in eerste instantie een basisvoorwaarde
opdat dergelijke peer review mogelijk zou zijn en is eveneens vereist
voor een goede samenwerking tussen de OESO-lidstaten, zodat niet
alleen de doelstellingen die de ECG voorop stelt kunnen worden
nagestreefd, maar ook de missie van de OESO in het algemeen.

Delcredere kan deze doelstellingen van de OESO en de goede
samenwerking met de andere OESO-lidstaten niet op het spel zetten
door deze vertrouwensrelatie te doorbreken. Dit zou nochtans het gevolg
zijn van de openbaarmaking van de opgevraagde rapporteringen. Dat
dergelijke openbaarmaking zeker niet de intentie is van de OESO of de
ECG, wel integendeel, blijkt des te meer uit de OESO-aanbeveling. Er
wordt in de OESO-aanbeveling nadrukkelijk een onderscheid gemaakt
tussen een interne rapportering en een openbaarmaking. Deze opdeling
verzekert een proportioneel correcte verhouding tussen enerzijds de
informering van het publiek enerzijds en anderzijds de mogelijkheid van
een peer review (en sensu lato de bevordering van een degelijk
economisch en sociaal beleid in de verschillende lidstaten). De rapporten
die worden opgevraagd zijn louter intern.
                                                                        4

De reputatie van Delcredere, en bij uitbreiding die van het Koninklijk
België met haar gemeenschappen en gewesten zou daarenboven danig
worden aangetast bij een eventuele openbaarmaking. Delcredere die op
dit ogenblik een voortrekkersrol speelt bij de ECA’s (Export Credit
Agency’s) zou namelijk niet meer als een betrouwbare partner kunnen
worden beschouwd. Daarentegen heeft een openbaarmaking maar
weinig toegevoegde waarde voor de maatschappij vermits de ECA’s reeds
de kernelementen publiceren van deze transacties.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat de OESO wel op regelmatige basis
informatiesessies biedt voor externe stakeholders waaronder milieu-
NGO’s.

Verder licht Delcredere in dit verband toe wat zij al uitvoerig mondeling
en schriftelijk heeft toegelicht, en zoals ook door de OESO wordt
bevestigd, dat korte termijn en cash transacties niet onder het
toepassingsgebied van de Common Approaches vallen. Delcredere brieft
de OESO op geheel vrijwillige basis, ten gepaste tijde en op een
informele wijze over transacties zoals het Sabetta-dossier. Hiermee gaat
Delcredere al veel verder dan wat de OESO normen voorschrijven. Deze
rapporteringen zijn informeel en brengen niet noodzakelijkerwijze een
schriftelijke rapportering mee.

Bij mail van 6 januari 2014 dient de heer Capelle namens Greenpeace een
beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 7 januari 2014 brengt het secretariaat van de Commissie
Delcredere op de hoogte van het ingediende beroep en vraagt dat
Delcredere de gevraagde document(en) aan de Commissie zou bezorgen
of op zijn minst de Commissie de mogelijkheid te geven om de inhoud
van deze documenten te kunnen inzien om tot een afgewogen beslissing
te kunnen komen.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
                                                                             5

artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 6 januari 2014
tegen een beslissing van 19 december 2013 en dus binnen de wettelijk
bepaalde termijn.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt, omdat dit
uitdrukkelijk door de Nationale Delcrederedienst wordt betwist. De wet
van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in
artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden
geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld
in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van
5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1
van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
                                                                          6

De Nationale Delcrederedienst is een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid opgericht door de wet van 31 augustus 1939 op de
Nationale Delcrederedienst (BS 4 oktober 1939) en valt bijgevolg onder
3, 1°, a van de wet van 5 augustus 2006. Het loutere feit dat het gaat om
een rechtspersoon die bij wet is opgericht, is de enige voorwaarde op
grond waarvan een rechtspersoon onder de wet wordt gebracht.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e);
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
                                                                        7

        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De Commissie heeft de aanvraag die het voorwerp uitmaakt van deze
tussentijdse beslissing met Delcredere tijdens de ontmoeting die
plaatsvond op 6 januari 2014 in het kader van de behandeling van de
zaak waarover de Commissie haar beslissing 2013-1 uitbracht, ter sprake
gebracht. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie vernomen dat
bepaalde informatie niet in een materiële vorm voorhanden is, omdat de
communicatie telefonisch is gebeurd en niet schriftelijk. Op deze
communicatie is de wet van 5 augustus 2006 niet van toepassing, omdat
enkel gematerialiseerde informatie onder het toepassingsgebied van de
wet valt, wat manifest niet het geval is voor telefonisch verstrekte
informatie.

De Commissie heeft niettemin gevraagd om te kunnen beschikken over
alle beschikbare informatie die in een gematerialiseerde vorm bestaat.
Omdat de Commissie niet in het bezit is gesteld van de gevraagde
documenten kan zij vooralsnog geen uitspraak doen of de gevraagde
informatie in deze documenten als milieu-informatie moet worden
gekwalificeerd.

De Commissie roept dan ook de Nationale Delcrederedienst op om de
gevraagde documenten zoals de wet van 5 augustus 2006 in artikel 40
voorschrijft aan haar te bezorgen tegen uiterlijk 20 februari 2014 te
bezorgen of haar ten minste ter plaatse inzage te verlenen, zodat zij kan
                                                                   8

onderzoeken of de informatie erin als milieu-informatie moet worden
beschouwd en indien dit het geval is in welke mate al dan niet
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen om de
openbaarmaking te weigeren.




Brussel, 3 februari 2014.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claire Piens, lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                         M. BAGUET
   secretaris                                        voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2014-3/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1