Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 79

Met betrekking tot het verkrijgen van een kopie van documenten met betrekking tot de vernietiging van de strategische voorraad mondmaskers

Date: 13/07/2020

Transposition

 Commissie voor de toegang tot en het
 hergebruik van bestuursdocumenten

       Afdeling openbaarheid van bestuur




                      13 juli 2020




                 ADVIES 2020-79

 met betrekking tot het verkrijgen van een kopie van
documenten met betrekking tot de vernietiging van de
         strategische voorraad mondmaskers

                    (CTB/2020/68)
                                                                              2

   1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 17 april 2020 vraagt de heer X aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om een
digitale kopie van:
    - de beslissing van de minister over het vernietigen van de
        strategische voorraad mondmaskers;
    - de communicatie voer de vernietiging en de aanleg van een
        roterende strategische voorraad mondmaskers tussen de FOD
        Volksgezondheid en het kabinet van de minister van
        Volksgezondheid vanaf het eind van het huurcontract bij Defensie
        tot heden 17 april;
    - de communicatie over de vernietiging en de aanleg van een
        roterende strategische voorraad mondmaskers tussen de Risk
        Assessment Group en het kabinet van de minister van
        Volksgezondheid vanaf het eind van het huurcontract bij Defensie
        tot heden 17 april;
    - de communicatie over de vernietiging en de aanleg van een
        roterende strategische voorraad mondmaskers tussen de Risk
        Management Group en het kabinet van de minister van
        Volksgezondheid vanaf het eind van het huurcontract bij Defensie
        tot heden 17 april.”

1.2.   Bij e-mail van 30 april 2020 bevestigt de voorzitter van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de goede
ontvangst van de aanvraag. Hij wijst erop dat volgens artikel 6, § 5 van de wet
van 11 april 1994, uiterlijk op 17 mei 2020 een antwoord zal worden
verstuurd. Hij benadrukt dat zijn diensten op dat moment worden
geconfronteerd met een overbelasting van het werk als gevolg van het beheer
van de COVID-19-gezondheidscrisis en dat als gevolg de
behandelingstermijn bijgevolg langer zou kunnen duren.

1.3.   Bij e-mail van 12 mei 2020 brengt de voorzitter van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de
aanvrager ervan op de hoogte dat hij de behandelingstermijn van zijn
aanvraag verlengd overeenkomstig artikel 6, § 5 van de wet van 11 april 1994.
Een antwoord zal uiterlijk op 1 juni worden verstuurd.

1.4.  Bij e-mail van 29 juni 2020 brengt de voorzitter van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zijn
                                                                              3

beslissing over het verzoek ter kennis van de aanvrager. Deze beslissing luidt
als volgt:

      “Ik kan u de volgende informatie meedelen met betrekking tot de
      voormelde stock van mondmaskers.

      Respectievelijk in 2006 en 2009 werd een stock aangelegd van 22,3 miljoen
      chirurgische mondmaskers en 6 miljoen FFP2 maskers die gestockeerd
      werden in de kazerne Belgrado te Namen.

      Aangezien de FFP2 maskers vervallen waren, werden zij in 2015
      vernietigd.

      Op de chirurgische maskers stond geen vervaldatum. Naar aanleiding van
      de ontmanteling van de legerkazerne werd in 2018 onderzocht of deze
      maskers konden verplaatst worden en op een andere locatie konden
      opgeslagen worden.

      Er werd uiteindelijk gekozen voor vernietiging omdat de maskers niet in
      ideale omstandigheden waren opgeslagen (geen verwarming sinds 2012,
      luchtvochtigheid) en dus maar een deel van deze maskers, indien nodig,
      effectief gebruikt zouden kunnen worden.

      Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (intussen Sciensano)
      merkte in 2018 op dat het geen steek hield om de maskers, ruim 12 jaar na
      aankoop nog te testen wegens "te oud".

      Het was dan ook niet verantwoord een opslagkost van meer dan 60.000
      €/jaar te betalen in die omstandigheden.

      Bovendien werd er sinds begin 2018 al onderzoek gedaan naar de
      vervanging van de strategische stock door een roterende stock.

      In het licht van het voorgaande, werd beslist om de chirurgische maskers
      te vernietigen.

      Het FAGG heeft in dit dossier geen uitspraak gedaan over de kwaliteit van
      de maskers aangezien het niet om een medisch product gaat.

      In het kader van de vernietiging, werd de overheidsopdracht van diensten
      “Vernietiging stock chirurgische maskers te Belgrade, Namur” geplaatst. In
      bijlage zal u de volgende documenten in verband met deze opdracht
      terugvinden:
                                                                               4

       het bestek (bijlage 1);
       het akkoord van de inspectie van Financiën (bijlage 2);
       de bestelbon (bijlage 3).

     Het interne e-mailverkeer tussen het kabinet van de Minister van Sociale
     Zaken en Volksgezondheid en van Asiel en Migratie met de FOD
     Volksgezondheid, de RAG en de RMG, kan u niet worden overgemaakt
     omdat de inzage in deze documenten afbreuk zou doen aan het geheim van
     de beraadslagingen van de federale Regering en van de verantwoordelijke
     overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht, of waarbij een
     federale overheid betrokken is (artikel 6, § 2, 3° van de wet betreffende de
     openbaarheid van bestuur van 11 april 1994).[1] Immers heeft dit e-
     mailverkeer betrekking op de discussies die bepaalde beleidskeuzes zijn
     voorafgegaan en komen in dit e mailverkeer persoonlijke meningen voor.[2]
     Deze uitsluitingsgrond is van toepassing op alle beraadslagingen en
     discussies die zich voordoen binnen een administratieve overheid.[3]”

     [1] RvS 24 april 2013, nr. 223.260, Gemeente Oudergem; P.-O. De Broux,
     D. De Jonghe, M., Vanderstraeten, R., Simar, “Les exceptions à la publicité
     des documents administratifs”, in V. Michiels, La publicité de
     l’administration. Vingt ans après, bilan et perspectives, Brussel, Bruylant,
     2014, p. 150.
     [2] GwH 12 maart 2020, nr. 43/2020, B.42.1-B.42.2; CTB 1 april 2020, nr.
     2020-31.
     [3] CTB 9 juli 2012, nr. 2012-52.”

1.5. Bij e-mail van 16 juni 2020 verzoekt de aanvrager de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om haar
weigeringsbeslissing te herzien.

1.6. Bij e-mail van 16 juni 2020 verzoekt de aanvrager de Commissie
voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna: Commissie, om een advies.

    2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
De verzoeker heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de
gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en het
verzoek om advies aan de Commissie zoals vastgelegd in artikel 8, § 2 van
de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’
                                                                           5

(hierna: wet van 11 april 1994). De Commissie beperkt haar advies tot de
documenten die niet door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu aan de aanvrager werden bezorgd.

  3.    De gegrondheid van de aanvraag

Artikel 32 van de Grondwet de wet van 11 april 1994 huldigen principieel
het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De wet van 5 augustus
2006 ‘inzake de toegang van de burger tot milieu-informatie’ (hierna: wet
van 5 augustus 2006) garandeert het recht van toegang tot milieu-
informatie. De Commissie beoordeelt het positief dat de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu eerst
nagaat welke wet van toepassing is, namelijk hetzij de wet van 11 april
1994, hetzij de wet van 5 augustus 2006, hetzij beide wetten. Het komt de
Commissie echter niet toe om deze beoordeling te evalueren. De
bevoegdheid van de Commissie is immers beperkt tot de wet van 11 april
1994 en strekt zich niet uit tot de wet van 5 augustus 2006 die zich als een
lex specialis verhoudt tot de wet van 11 april 1994.

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
roept slechts één uitzonderingsgrond in om de openbaarmaking het
interne e-mailverkeer tussen het kabinet met de FOD Volksgezondheid,
de RAG en de RMG te weigeren, meer bepaald artikel 6, § 2, 3° van de wet
van 11 april 1994. Deze uitzonderingsgrond luidt als volgt: “Een federale
of niet-federale administratieve overheid wijst de vraag om inzage, uitleg
of mededeling in afschrift van een bestuursdocument, die met toepassing
van deze wet is gedaan, af, wanneer de openbaarmaking van het
bestuursdocument afbreuk doet: (…) 3° aan het geheim van de
beraadslagingen van de federale Regering en van de verantwoordelijke
overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht, of waarbij een
federale overheid betrokken is.”

Deze uitzonderingsgrond vergt geen belangenafweging. Er moet enkel
worden vastgesteld dat het geheim van de beraadslagingen van de federale
Regering en van de verantwoordelijke overheden die afhangen van de
federale uitvoerende macht, of waarbij een federale overheid betrokken
is” door de openbaarmaking in het gedrang zou kunnen worden gebracht.
Uit de parlementaire voorbereiding van deze bepaling blijkt evenwel dat
de betrokken uitzonderingsgrond “in die zin relatief is dat steeds moet
beoordeeld worden of en in welke mate een beraadslaging een geheim
                                                                         6

karakter heeft. Een beraadslaging die het voorwerp heeft uitgemaakt van
een openbaarmaking (…) kan inderdaad niet worden geacht geheim te
zijn. Evengoed is het mogelijk dat een bepaald document op een gegeven
moment niet kan openbaar gemaakt worden omdat daardoor het geheim
karakter van een beraadslaging zou worden geschonden, terwijl dat niet
meer het geval is op een later tijdstip en dus het bezwaar tegen de
openbaarmaking vervalt. Er moet dus een beoordeling in concreto
gebeuren. Wanneer geoordeeld wordt dat de betrokken beraadslaging
geheim is, en dat de openbaarmaking van het gevraagde document afbreuk
doet aan dit geheim karakter, moet de openbaarheid worden geweigerd”.
(Parl.St. Kamer, 1992-1993, nr. 1112/1, 16-17). Het Grondwettelijk Hof
(GwH 43/2020 van 12 maart 2020, B.42.2) wijst er op dat deze
uitzondering slechts kan worden aanvaard in zoverre de beraadslagingen
van de betrokken organen een geheim karakter hebben en de
openbaarmaking van het gevraagde document aan dat geheime karakter
afbreuk dreigt te doen. Dat dit laatste het geval is wordt door de FOD
Volksgezondheid niet aangetoond. Terecht voert de betrokken FOD wel
aan dat deze uitzonderingsgrond van toepassing is op alle beraadslagingen
en discussies die zich voordoen binnen een administratieve overheid zich
hierbij beroepend op het arrest nr. 43/2020 van 12 maart 2020, B.42.1-
B.42.2 en een advies van de Commissie, meer bepaald ADVIES nr. 2020-
31 van 1 april 2020.

De Commissie wenst te wijzen op haar adviespraktijk dat deze
uitzonderingsgrond enkel beoogt om de verschillende standpunten die de
deelnemers aan een beraadslaging innemen, te beschermen en niet de
uitkomst van die beraadslaging. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu voert aan dat dit e-mailverkeer betrekking
heeft op de discussies die bepaalde beleidskeuzes zijn voorafgegaan en dat
in dit e mailverkeer persoonlijke meningen voorkomen.

Het feit dat het e-mailverkeer verwijst naar discussies is volgens de
Commissie niet voldoende om artikel 6, § 2, 3° van de wet van 11 april
1994 in te roepen. Zo heeft de Commissie al eerder geoordeeld dat een
uitkomst van een discussie niet onder de bescherming van deze
uitzonderingsgrond valt.
                                                                        7

De Commissie acht het aannemelijk dat anonimisering van de persoonlijke
meningen en standpunten evenzeer mogelijk is.om aan de doelstelling van
de wetgever met artikel 6, § 2, 3°, van de wet van 11 april 1994 tegemoet
te komen.




Brussel, 13 juli 2020.




   F. SCHRAM                                               K. LEUS
   secretaris                                             voorzitster