Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 48

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot twee instructies

Date: 7/6/2016

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

    Afdeling openbaarheid van bestuur




                   7 juni 2016




               ADVIES 2016-48

 met betrekking tot de weigering om toegang te
          verlenen tot twee instructies
                  (CTB/2016/45)
                                                                           2

1. Een overzicht

1.1 Op 16 februari 2016 vraagt de heer X, accountant voor de BVBA
Comma&more en hiervoor behoorlijk gemandateerd bij brief aan de
FOD Financiën om een afschrift van de instructie AAFisc. Nr. 16/2014
(N° Ci.RH 81/629.394 E.T. 124.564) van 26 juni 2015 en addendum van
16 januari 2014 bij de instructie AAFisc. Nr. 35/2014 (nr. Ci.Rh
81/635.242), 33/2014 (nr Ci.RH 81/635.245), 24/2014 (nr. Ci.RH
81/635.244) van 29 oktober 2014.

1.2 Bij brief van 6 april 2016 weigert de FOD Financiën een kopie te
verstrekken van beide circulaires. Zij wijst erop dat de beide instructies
door de administratie gemarkeerd zijn als “exclusief voor intern
gebruik/uitsluitend bestemd voor de Administratie KMO” en roept
daarbij artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 in erop wijzend dat
de openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan een bij
wet          ingestelde           geheimhoudingsverplichting.          Die
geheimhoudingsverplichting wordt in verband gebracht met artikel 337
WIB 92. Verder wordt ook gewezen op de gehoorzaamheidsplicht die
elke ambtenaar verschuldigd is tegenover de overheid.

1.2. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt, dient de heer X bij brief
van 4 mei 2016 een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Financiën.
Bij brief van dezelfde dag dient hij behoorlijk daartoe gemachtigd ook
een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd.

2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie oordeelt dat de aanvrager voldaan heeft aan de wettelijke
vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan
FOD Financiën en van het verzoek om advies aan de Commissie. Het
verzoek om advies is bijgevolg ontvankelijk.

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
                                                                        3

slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang
tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich
bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

Voor zover de FOD Financiën geen uitzonderingsgronden inroept en
deze behoorlijk in concreto motiveert, is ze ertoe gehouden de gevraagde
bestuursdocumenten voor zover ze bestaan aan de aanvrager te bezorgen.

Onder het begrip bestuursdocument vallen alle beschikbare informatie,
waaronder “verslagen, studies, zelf van niet-ambtelijke adviescommissies,
sommige notulen en processen-verbaal, statistieken, administratieve
richtlijn, omzendbrieven, contracten, (…) waarover een overheid
beschikt”. (Parl. St. Kamer, 1992-1993, nr. 1112/1, 3 en 4).

De fiscale administratie kan niet door een bepaalde instructie of
circulaire het label toe te kennen van “exclusief voor intern
gebruik/uitsluitend bestemd voor de Administratie KMO” deze aan de
openbaarmaking onttrekken. Dit zou immers toelaten dat de fiscale
administratie zichzelf zou kunnen bedienen van een absolute en
algemene uitzonderingsgrond. Zelfs wanneer de dergelijke
uitzonderingsgrond door de wetgever zou worden opgelegd – wat in casu
niet het geval is -, dan zou zij als disproportioneel moeten worden
beschouwd ten aanzien van het recht van toegang tot
bestuursdocumenten dat in artikel 32 van de Grondwet is verankerd
(GwH arrest nr. 169/2013 van 19 december 2013).

Het fiscaal geheim op grond van artikel 337WIB 92 in combinatie met
artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 is niet van toepassing op
elke informatie die de FOD Financiën in haar bezit heeft, maar heeft
slechts betrekking op de informatie die zij van een belastingplichtige in
haar bezit heeft. Het was immers de bedoeling van de wetgever om via
artikel 337WIB 92 enkel deze informatie te beschermen. Bovendien is
het fiscaal geheim op grond van artikel 337 slechts van toepassing op al
                                                                       4

wie optreedt bij de toepassing van de belastingwetten “buiten het
uitoefenen van zijn ambt”. Er kan op geen enkele wijze worden ontkend
dat de vraag van de verzoeker in direct verband staat tot de toepassing
van de belastingwetten. Artikel 337 WIB 92 in combinatie met artikel 6,
§ 2, 2° van de wet van 11 april 1994 vormt wat betreft de vraag om
toegang tot twee circulaires dan ook geen wettelijke grondslag om de
openbaarmaking te weigeren.

Evenmin kan de discretieplicht of het ambtsgeheim voor zover die
voortvloeit uit het ambtenarenstatuut. De discretieplicht regelt immers
het spreekrecht van ambtenaren, maar doet geen afbreuk aan het recht
van toegang dat ten aanzien van bestuursdocumenten wordt
gegarandeerd, een recht dat op elke federale administratieve overheid
rust.

Het is slechts voor zover de fiscale administratie andere
uitzonderingsgronden kan inroepen en het inroepen ervan afdoende in
concreto motiveert dat eventueel bepaalde informatie in de circulaires
aan    de    openbaarmaking     kan    worden     onttrokken.      Voor
uitzonderingsgronden vermeld in artikel 6, § 1 van de wet van 11 april
1994 is bovendien een belangenafweging vereist in die zin dat slechts de
openbaarmaking kan worden geweigerd wanneer blijkt dat het publiek
belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder doorweegt
dan het door de wet beschermde belang. De Raad van State heeft er
uitdrukkelijk al meermaals op gewezen dat bij die motivering geen
gebruik kan worden gemaakt van algemene formules.

De Commissie wenst verder te herinneren aan het principe van de
gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie die
onder een uitzonderingsgrond valt, aan de openbaarmaking kan worden
onttrokken. Alle andere informatie moet openbaar worden gemaakt.


Brussel, 7 juni 2016.




   F. SCHRAM                                            M. BAGUET
   secretaris                                           voorzitster