Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 90

Met betrekking tot de weigering om inzage te verlenen tot dossiers met betrekking tot wetenschappelijke manifestaties gesponsord door de farmaceutische sector

Date: 24/11/2014

Transposition

 Commissie voor de toegang tot en het
 hergebruik van bestuursdocumenten

       Afdeling openbaarheid van bestuur




                   24 november 2014




                  ADVIES 2014-90

met betrekking tot de weigering om inzage te verlenen
  tot dossiers met betrekking tot wetenschappelijke
   manifestaties gesponsord door de farmaceutische
                        sector
                     (CTB/2014/85)
                                                                      2

   1. Een overzicht

Bij mail van 18 juli 2014 vraagt de heer Dieter De Cleene, namens EOS-
MAGAZINE, aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en
Gezondheidsproducten (FAGG) om inzage in de in 2011, 2012, 2013 en
2014 behandelde dossiers met betrekking tot wetenschappelijke
manifestaties gesponsord door de farmaceutische sector.

Bij brief van 4 november 2014 weigert het FAGG de toegang op grond
van artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur omdat de openbaarmaking een inbreuk vormt
op artikel 28quinquies, § 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat het
geheim karakter van het opsporingsonderzoek waarborgt en
uitdrukkelijk stelt dat eenieder die beroepshalve zijn medewerking
verleent aan dit onderzoek gebonden is aan deze geheimhouding.

Bij mail van 12 november 2014 dient de heer Dieter De Cleene een
verzoek tot heroverweging in bij het FAGG. Tegelijkertijd dient hij ook
bij mail een verzoek in bij de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De
aanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de
gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan het FAGG en van
het verzoek om advies aan de Commissie.

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

De Commissie wenst artikel 32 van de Grondwet in herinnering te
brengen, een fundamenteel recht dat ervan uitgaat dat alle
bestuursdocumenten in principe openbaar zijn. Uitzonderingsgronden
moeten of kunnen worden ingeroepen wanneer zij een wettelijke
grondslag hebben en wanneer het inroepen in concreto kan worden
gemotiveerd. Omdat ze steeds uitzonderingen op een grondrecht zijn,
moeten ze restrictief worden geïnterpreteerd.
                                                                         3

In casu roept het FAGG artikel 28quiquies, § 1 van het Strafwetboek in
combinatie met artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 betreffende
de openbaarheid van bestuur in. Artikel 28quinquies, § 1 van het
Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het opsporingsonderzoek,
behoudens de wettelijke uitzonderingen, geheim is en dat eenieder die
beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen aan het
opsporingsonderzoek, tot geheimhouding verplicht is. Hij die dit geheim
schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het
Strafwetboek. Het FAGG geeft bovendien aan dat zij slechts dossiers
heeft die betrekking hebben op de opsporing van inbreuken op de regels
inzake de wetenschappelijke manifestaties.

Artikel 28quinquies van het Wetboek van Strafvordering werd ingevoerd
door artikel 5 van de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de
strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het
gerechtelijk onderzoek. Uit de parlementaire voorbereiding van die wet
(Parl. St. De Kamer, 1996 – 1997, stuk nr. 857/1, 7 en 26) blijkt dat dit
artikel uitdrukkelijk het geheim van het opsporingsonderzoek invoert en
dat dit geldt zowel ten aanzien van de dader, het slachtoffer als ten
aanzien van derden en het publiek. Het werd noodzakelijk geacht voor
het goede verloop van het vooronderzoek om te verhinderen dat het
vrijkomen van informatie tot gevolg zou hebben dat belangrijke
bewijselementen verloren gaan en voor de bescherming van de rechten
van de verdachte om te verhinderen dat het vrijgeven van informatie
kan leiden tot een publieke veroordeling, waardoor het recht op
vermoeden van onschuld en het recht op privacy worden geschonden.
Het opsporingsonderzoek is “het geheel van daden om misdrijven te
onderzoeken, de daders en bewijzen ervan op te sporen en de elementen
te vergaren die nuttig zijn om de strafvordering uit te oefenen” en vindt
plaats onder de leiding en het gezag van het openbaar ministerie. Uit de
parlementaire voorbereiding blijkt dat het geheim van het
vooronderzoek niet absoluut is en gemilderd dient te worden ten aanzien
van de pers om het recht op vrije meningsuiting voorzien in artikel 10
EVRM te waarborgen.

De Commissie wenst er vooreerst het FAGG attent op te maken dat in
casu de toegang wordt gevraagd door de pers en ze dan ook rekening
moet houden bij haar beoordeling met het recht op vrije meningsuiting
zoals hiervoor uiteengezet.
                                                                     4

Bovendien kan deze uitzonderingsgrond niet worden ingeroepen ten
aanzien van dossiers waar het opsporingsonderzoek niet langer loopt en
de administratieve procedure werd afgesloten met een administratieve
vermaning of ambtelijk werden geseponeerd.

Dit neemt niet weg dat het FAGG eventueel andere
uitzonderingsgronden kan of moet inroepen om bepaalde informatie niet
openbaar te maken. Het komt echter aan het FAGG toe deze oefening in
concreto te maken.

De Commissie wenst verder het FAGG attent op te maken op het
principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan enkel
informatie aan de openbaarheid kan worden onttrokken voor zover zij
onder een uitzonderingsgrond valt. Alle overige informatie moet
openbaar worden gemaakt.

Brussel, 24 november 2014.




   F. SCHRAM                                          M. BAGUET
   secretaris                                         voorzitster