Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 44

Met betrekking tot een weigering tot openbaarmaking van bepaalde documenten uit een fiscaal dossier

Date: 2/6/2014

Transposition

 Commissie voor de toegang tot en het
 hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                     2 juni 2014




                 ADVIES 2014-44

met betrekking tot een weigering tot openbaarmaking
  van bepaalde documenten uit een fiscaal dossier
                    (CTB/2014/34)
                                                                           2

   1. Een overzicht

Bij brief van 9 april 2014 vraagt de heer Dirk van Belle voor de heer
Victor Dauginet, namens de NV Global Wineries, aan de FOD Financiën
om inzage te krijgen in het administratief dossier om na te gaan in welke
mate het fiscaal onderzoek tegen NV Global Wineries rechtmatig is.

Bij brief van 24 april 2014 laat de 7de BBI-inspectie te Antwerpen aan de
aanvrager weten dat inzage en kopiename van het administratief dossier
wordt toegestaan.

Bij brief van 29 april 2014 komt de BBI terug op haar standpunt en stelt
ze dat zij slechts deels kan ingaan op het verzoek. Daarbij wijst ze artikel
6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994. Verder roept ze in dat de
documenten waarvan de toegang wordt geweigerd afkomstig zijn uit een
fiscaal onderzoek bij derden en dat deze documenten op dit ogenblik nog
deel uitmaken bij een lopend onderzoek bij NV Global Wineries en bij
derden.

Omdat hij het niet eens is met dit standpunt, meldt de heer Victor
Dauginet bij brief van 5 mei 2014 dat hij niet akkoord gaat met de
beperking van het recht op inzage en kopiename van het administratief
dossier aan de FOD Financiën.

Bij brief van 9 mei 2014 dient hij een “verzoek tot heroverweging” in bij
de FOD Financiën en hij dient die dag ook brief een verzoek om advies
in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna
Commissie genoemd.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
Weliswaar heeft de verzoeker op 5 mei 2014 verklaard dat het niet eens
is met de beslissing van de FOD Financiën om slechts gedeeltelijk
toegang tot het administratief dossier te verlenen en moet bijgevolg deze
brief worden beschouwd als een verzoek tot heroverweging zonder dat
hij ook tegelijkertijd een verzoek om advies heeft ingediend bij de
Commissie, toch heeft hij tijdig een nieuw verzoek tot heroverweging
ingediend en ook tegelijkertijd de Commissie om een advies verzocht.
                                                                        3



   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van
alle bestuursdocumenten. De openbaarmaking kan slechts worden
geweigerd op grond van beperkingen vermeld in de wet van 11 april
1994 en het inroepen ervan in concreto en op pertinente wijze kunnen
worden gemotiveerd. Het is dus niet uitgesloten dat de toegang tot een
fiscaal dossier geheel of gedeeltelijk moet of kan worden geweigerd en
bijgevolg onjuist dat de administratieve ertoe gehouden zou zijn het
volledige belastingdossier in alle omstandigheden voor te leggen en de
belastingplichtige zelf inzage te laten nemen. Wel blijkt uit de al
uitgebreide rechtspraak met betrekking tot de openbaarheidswetgeving
dat de beperkingen die worden ingeroepen restrictief moeten worden
geïnterpreteerd.

De Commissie stelt vast dat de FOD Financiën de toegang tot het
gevraagde bestuursdocument weigert op grond van artikel 6, § 1, 5° van
de wet van 11 april 1994. Dit bepaalt dat een administratieve overheid de
openbaarheid moet weigeren wanneer zij vaststelt dat het belang van de
openbaarheid niet opweegt tegen het belang van de opsporing of
vervolging van strafbare feiten. Het is onvoldoende te stellen dat het
overleggen van de documenten een belemmering zou zijn voor de
opsporing van bepaalde strafbare feiten opdat de weigering afdoende
gemotiveerd zou zijn. Voor zover de FOD Financiën dan ook geen
behoorlijke motivering in concreto kan geven om deze weigeringsgrond
in te roepen, kan deze uitzonderingsgrond niet worden ingeroepen. Wel
is het zo dat de aanvrager slechts persoonlijke belangen inroept en geen
algemeen belang dat ertoe zou kunnen leiden dat bij de
belangenafweging voorrang zou moeten worden gegeven aan de
openbaarmaking als het beschermde belang schade zou leiden.

Hoewel de FOD Financiën niet op directe wijze andere
uitzonderingsgronden inroept, toch blijkt dat ze indirect te verwijzen
naar het fiscaal geheim als grond om de openbaarmaking te weigeren. De
Commissie heeft in talrijke adviezen al gesteld dat het fiscaal geheim
zoals gewaarborgd door artikel 337 WIB92 in combinatie met artikel 6, §
2, 2° van de wet van 11 april 1994 niet kan worden ingeroepen tegen de
belastingplichtige voor zover ze op hemzelf betrekking hebben. Het doel
                                                                       4

van het fiscaal geheim, waarvan de niet-naleving wordt gesanctioneerd
op grond van artikel 458 Sw., is immers gegevens over de
belastingplichtige tegenover derden te beschermen. Ook heeft de
Commissie steeds geoordeeld dat het fiscaal geheim niet tegen de
belastingplichtige kan worden ingeroepen wanneer het gaat om
informatie die op derden betrekking heeft maar deze voor hem wel
relevant is voor het inschatten van zijn fiscale toestand. Het fiscaal
geheim kan dus worden ingeroepen wanneer die het gevraagde
bestuursdocument informatie bevat over derden die niet relevant is voor
het inschatten van de belastingtoestand van de aanvrager.

De aanvrager roept in dat hij belang heeft om toegang te krijgen tot de
geweigerde informatie. Het hebben van een specifiek belang is in
principe niet relevant bij het beoordelen van een vraag om toegang,
tenzij wanneer de aanvraag betrekking heef top documenten van
persoonlijke aard. Een document van persoonlijke aard is een
“bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van
een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk
persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken
aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen”. Bevatten de
gevraagde bestuursdocumenten documenten van persoonlijke aard, dan
is de Commissie van oordeel dat de aanvrager het vereiste belang
vertoont. Er moet echter wel worden opgemerkt dat het beschikken over
het vereiste belang nog niet betekent dat de gevraagde informatie
openbaar moet worden gemaakt. Dit kan pas na het aftoetsen van de
uitzonderingsgronden vermeld in artikel 6 van de wet van 11 april 1994.

De Commissie sluit niet uit dat de fiscale administratie een beroep kan
doen op artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan
een administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer
het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen een federaal
economisch of financieel belang, de munt of het openbaar krediet. De
Commissie heeft steeds geoordeeld dat onder deze uitzonderingsgrond
ook het fiscaal belang, m.a.w. het belang van de overheid om de
rechtmatig verschuldigde belastingen te ontvangen, moet worden
begrepen. Wanneer dus de fiscale administratie in concreto kan
aantonen dat de openbaarmaking voor gevolg zou kunnen hebben dat de
aanvrager op grond van die informatie aan zijn plicht zou kunnen
ontsnappen om zijn verschuldigde belastingen te betalen, dan kan de
                                                                         5

openbaarmaking worden geweigerd. Het is echter aan de fiscale
administratie om die motivering te verstrekken.

Ook moet de FOD Financiën de openbaarmaking weigeren van
informatie die betrekking heeft op derden en waarvan de
openbaarmaking een afbreuk zou inhouden van de persoonlijke
levenssfeer van die derden op grond van artikel 6, § 2, 1° van de wet van
11 april 1994. In dit geval moet de FOD Financiën wel aantonen dat de
openbaarmaking de gevraagde informatie onder de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer valt en dat de openbaarmaking hieraan afbreuk
doet.

De Commissie wenst nog de aandacht te vestigen op het principe van de
gedeeltelijke openbaarmaking. Op grond van het grondwettelijke
principe kan slechts informatie niet openbaar worden gemaakt die onder
een uitzonderingsgrond valt. Alle andere informatie moet wel degelijk
openbaar worden gemaakt. Zo kan anonimisering van bepaalde
informatie ervoor zorgen dat niet langer meer afbreuk wordt gedaan aan
de persoonlijke levenssfeer zodat dit niet langer een reden vormt om
informatie aan de openbaarmaking te onttrekken. De Commissie wenst
er wel op te wijzen dat het soms hierbij niet voldoende is om namen te
verwijderen, maar ook alle informatie die kan leiden tot identificatie van
de betrokken personen.

Brussel, 2 juni 2014.




   F. SCHRAM                                             M. BAGUET
   secretaris                                            voorzitster