Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 4

Over de weigering om toegang te geven tot een document waarin een milieueffectenrapport wordt beoordeeld

Date: 14/5/2013

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                   14 mei 2013




            BESLISSING nr. 2013-4

  over de weigering om toegang te geven tot een
document waarin een milieueffectenrapport wordt
                   beoordeeld

                  (FBC/2013/2)

    GREENPEACE/NATIONALE DELCREDEREDIENST
                                                                          2

   1. Een overzicht

Bij mail van 10 april 2003 vraagt de heer Jan Cappelle, namens
Greenpeace, aan de Nationale Delcrederedienst om een kopie van de
analyse die werd uitgevoerd door een externe consultant van het
milieueffectenrapport voor de Nationale Delcrederedienst (dossier:
Sabetta, maart 2013) over een project in Rusland.

Bij mail van 11 april 2013 weigert de Nationale Delcrederedienst de
analyse van de externe consultant vrij te geven zonder dit te motiveren.

Tegen deze beslissing stelt de heer Jan Cappelle bij mail van 11 april 2013
een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot
milieu-informatie, hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 11 april 2013 vraagt het secretariaat van de Commissie dat
de Nationale Delcrederedienst de Commissie het gevraagde document
zou verstrekken.

Omdat de Nationale Delcrederedienst niet reageert op dit verzoek,
neemt het secretariaat telefonisch contact op met de Nationale
Delcrederedienst. De Nationale Delcrederedienst belooft een nota aan de
Commissie te bezorgen, waarin zij verduidelijkt waarom hij van mening
is dat het gevraagde document niet vrij kan worden gegeven. Bovendien
zal het gevraagde document per koerier op 7 mei 2013 aan het
secretariaat van de Commissie worden bezorgd.

Bij mail van 6 mei 2013 ontvangt het secretariaat een nota van de
Nationale Delcrederedienst waarin zij toelichting geeft over de zaak en
waarin zij te kennen geeft dat de Commissie het document ter plaatse
kan inzien na afspraak. De toelichting bevat informatie over de werking
van de Nationale Delcrederedienst en milieu, achtergrondinformatie
over de betrokken zaak, een korte beschrijving van het document en
argumenten tot weigering van de openbaarmaking van het document. De
argumenten kunnen als volgt worden samengevat:
    - in     hoofdorde      roept    de   Nationale    Delcrederedienst
       uitzonderingsgronden uit de wet van 5 augustus 2006 betreffende
       de toegang van het publiek tot milieu-informatie en de wet van
       11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur in;
                                                                          3

   -    in ondergeschikte orde vraagt zij wanneer de Commissie geen
        uitzonderingsgronden zou aanvaarden, dat in dit geval de wijze
        van toegang zou worden beperkt tot inzage omdat het gevraagde
        document kan worden opgevat als een werk in de zin van de wet
        van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige
        rechten.
De Nationale Delcrederedienst roept verschillende uitzonderingsgronden
in die volgens haar een weigering tot openbaarmaking rechtvaardigen:
    - Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 en artikel 6, § 1,
        6° van de wet van 11 april 1994. Volgens de Nationale
        Delcrederedienst kan deze bepaling worden ingeroepen ter
        vrijwaring van het economisch belang van de externe consultant
        die het document heeft opgemaakt, omdat het rapport deel
        uitmaakt van de economische activiteit van de externe consultant
        en de verspreiding ervan nefast zou zijn. Bovendien heeft de
        externe consultant geen toestemming gegeven voor de
        verspreiding van het document. De Nationale Delcrederedienst
        wijst daarbij ook naar een verzuurde relatie tussen de externe
        consultant en Greenpeace.
        Daarnaast stelt de Nationale Delcrederedienst dat de uitzondering
        kan ingeroepen worden ten aanzien van het economisch belang
        van de verzekerde. De openbaarmaking van dit document zou de
        concurrentiepositie van de verzekerde in het gedrang kunnen
        brengen, aangezien alle gegevens pertinente informatie kan
        bevatten voor concurrenten.
    - Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006
        Het document is een advies dat door een derde vrijwillig en
        vertrouwelijk aan de Nationale Delcrederedienst is meegedeeld,
        waarbij de externe consultant de Nationale Delcrederedienst
        uitdrukkelijk heeft verzocht elke link met de externe consultant
        vertrouwelijk te behandelen.
    - Artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006
        De opdrachtgever van het baggerproject is een orgaan van de
        Russische overheid. Het vrijgeven van de informatie in het huidig
        stadium van de lopende onderhandelingen zou ervoor zorgen dat
        confidentiële informatie publiek wordt gemaakt, waardoor de
        nationale internationale belangen van België geschaad kunnen
        worden.
                                                                        4

   -   Artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006
       Hoewel het document op zich af is, kan de openbaarmaking van
       het document tot grove misvatting leiden.
   -   Artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994
       De activiteit van de Nationale Delcrederedienst kan de
       concurrentiële positie van deze dienst aantasten. Het is
       commercieel gezien beter dat de verzekerde niet op de hoogte is
       van hoe de studies, die via haar bij de Nationale Delcrederedienst
       terechtkomen, worden verwerkt. Bovendien komt de
       verzekeringspolis in het algemeen in het gedrang.
   -   Richtlijn 2003/4/EG
       De richtlijn bevat uitzonderingsgronden die niet in de federale
       wet van 5 augustus 2006 zijn opgenomen, w.o. de bescherming
       van interne communicatie. Het gevraagde document moet
       worden beschouwd als een intern document van de Nationale
       Delcrederedienst en daarom kan de openbaarmaking worden
       geweigerd.

De secretaris van de Commissie neemt inzage in het gevraagde document
en vraagt nadere toelichting aan de afgevaardigden van de Nationale
Delcrederedienst op dinsdag 7 mei 2013.

Bij mail van 8 mei 2013 bevestigt de Nationale Delcrederedienst aan de
Commissie dat de analyse aanwezig in het document werd uitgevoerd op
grond van bepaalde internationale normen/standaarden. De firma die het
document heeft opgesteld heeft het milieueffectenrapport beoordeeld op
basis van deze normen, maar heeft ook gebruik gemaakt van een
vragenlijst van Jan De Nul. Verder brengt de Nationale Delcrederedienst
in haar mail onder de aandacht dat ook de concurrentie van Jan De Nul
het betrokken document eveneens heeft opgevraagd en leidt hieruit af
dat de vrijgave van het document afbreuk zou doen aan de
concurrentiepositie van Jan De Nul. De Nationale Delcrederedienst gaat
er daarbij van uit dat het vrijgeven van om het even welke informatie
aan een concurrerend bedrijf inbreuk doet aan de concurrentiepositie
van het bedrijf, waarop de informatie betrekking heeft.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
                                                                          5

instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 11 april 2013
tegen een beslissing van 11 april 2013 en dus binnen de wettelijk
bepaalde termijn.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
                                                                          6

De Nationale Delcrederedienst is een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid opgericht door de wet van 31 augustus 1939 op de
Nationale Delcrederedienst (BS 4 oktober 1939) en valt bijgevolg onder
3, 1°, a van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt trouwens niet
betwist.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
                                                                         7

         f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
         van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
         toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
         bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
         bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
         beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
         voorkomen, in te perken of te compenseren;
         g) kosten-baten- en andere economische analyses en
         veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
         onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
         h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

Het document bestaat uit 14 pagina’s en vormt een beoordeling van de
kwaliteit van het op verzoek van de Russische overheid door een externe
Russische firma uitgevoerde EIA. Dit EIA-rapport is in het bezit van
Greenpeace. Het gevraagde werd uitgevoerd in opdracht van de
Nationale Delcrederedienst en bevat een beoordeling van de kwaliteit
van het uitgevoerde EIA-rapport. Het document bevat vooral meta-
informatie die direct is gelinkt aan milieu-informatie en een heel beperkt
aantal gegevens die niet als milieu-informatie kunnen worden
gekwalificeerd. In concreto bevat het gevraagde document volgende
informatie:
    -    een samenvatting van de ESIA (Environmental Impact
       Assessment)
           o       Beschrijving van het project
           o       Impact van het project op diverse aspecten (emissies,
               geluid en elektromagnetische straling, oppervlakte en
               grondwater, natuurlijke waterbronnen, gebruik van het
               land, afval, mariene fauna en flora, fauna en flora op het
               land en socio-economische aspecten
    -    een beoordeling van de EIA
         Hierin wordt een overzicht geboden van de verschillende
       onderdelen met een beoordeling ervan op basis van verschillende
       criteria. De beoordeling kan 5 graden uitmaken
    -    een analyse van het project op grond van de ESIA
                                                                         8

         In de analyse wordt nagegaan wat de positieve gevolgen zijn
       van het project, en wordt het EIA getoetst aan IFC performance
       standards. Uiteindelijk bevat het document een korte risico-
       analyse met een beoordeling van de aanvaardbaarheid van het
       project en algemene conclusies over de waarde van het EIA.

Gezien het overwicht aan meta-informatie die direct verbonden is aan
milieu-informatie en die duidelijk maakt wat de kwaliteit is van de
milieu-informatie in het al publiek gemaakte milieueffectenrapport en de
minimale aanwezigheid van niet-milieu-informatie is de Commissie van
oordeel dat het hele document op grond van de wet van 5 augustus 2006
moet worden beoordeeld. De toepassing van de wet van 5 augustus 2006
sluit de toepassing uit van de wet van 11 april 1994.

   3.2 De toepasselijkheid van uitzonderingsgronden

   3.2.1 Het voorhanden zijn van wettelijke uitzonderingsgronden

De wet van 5 augustus 2006 laat slechts toe om milieu-informatie aan de
openbaarmaking te onttrekken voor zover deze openbaarmaking van de
informatie afbreuk doet aan door deze wet in artikel 27, § 1 beschermde
belangen en het belang dat gediend is met de openbaarmaking niet
zwaarder doorweegt dan het beschermde belang. Verder laat artikel 32, §
1 van de wet van 5 augustus 2006 toe milieu-informatie niet openbaar te
maken omwille van de toestand van de milieu-informatie of de aard van
de aanvraag. Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-
informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG de lidstaat laat om
enkel die uitzonderingsgronden in te roepen die in de richtlijn zijn
opgenomen, maar verhindert niet dat een lidstaat ervoor kiest om in een
ruimere openbaarmaking te voorzien. Overweging 24 bepaalt in die zin
uitdrukkelijk het volgende: “De bepalingen van deze richtlijn doen geen
afbreuk aan het recht van een lidstaat om maatregelen te handhaven of
in te voeren voor een ruimere toegang tot informatie dan op grond van
deze richtlijn vereist is.” De Nationale Delcrederedienst kan zich dan ook
niet beroepen op een potentiële uitzonderingsgrond die is opgenomen in
de richtlijn, maar waarvan de Belgische wetgever oordeelde dat zij
binnen de eigen rechtsorde niet geoorloofd was.
                                                                         9

3.2.2.1 De inroepbaarheid van artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus
2006

De Nationale Delcrederedienst voert aan dat de openbaarmaking van het
gevraagde document aanleiding kan geven tot grove misvatting. De
Commissie meent dat de Nationale Delcrederedienst ten onrechte
verwijst naar artikel 32, § 1 als mogelijke grondslag om de
openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. Artikel 32, §
1 van de wet van 5 augustus 2006 kan slechts worden ingeroepen
wanneer cumulatief een aantal voorwaarden zijn vervuld. Slechts
wanneer de milieu-informatie als onvoltooid of onaf kan worden
beschouwd, kan eventueel deze uitzonderingsgrond worden ingeroepen.
De Nationale Delcrederedienst bevestigt zelf en de Commissie kan dit
slechts bijtreden dat het gevraagde document als af moet worden
beschouwd. Wanneer één van de voorwaarden niet is vervuld om artikel
32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 in te roepen, dient zelf niet
verder te worden onderzocht of de andere voorwaarden zijn vervuld.

De Commissie is van oordeel dat artikel 32, § 1 van de wet van 5
augustus 2006 niet rechtsgeldig kan worden ingeroepen om de
openbaarmaking te weigeren.

3.2.2.2 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5
augustus 2006

De Nationale Delcrederedienst voert aan dat de openbaarmaking van de
verslagen inbreuk zou kunnen maken op het economisch belang van de
externe consultant en op het economisch belang van de verzekerde en
dat om die reden artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 de
openbaarmaking in de weg staat.

Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie de aanvraag afwijst als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen het vertrouwelijk karakter van
commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie wordt
beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij
degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking
instemt.
                                                                        10

Wat het eventuele economisch belang van de externe consultant betreft,
stelt de Commissie vast dat het gevraagde document op geen enkele
wijze commerciële en industriële informatie over de externe consultant
bevat. Er dient dan ook niet verder te worden onderzocht of aan de
andere voorwaarden van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus
2006 is voldaan ten aanzien van de externe consultant.

De Commissie is van oordeel dat ook hetzelfde geldt ten aanzien van de
verzekerde. Het gevraagde document bevat immers geen economische
informatie over de verzekerde, maar bevat een beoordeling van een
milieueffectenrapport     over      een     gepland      project.   Dit
milieueffectenrapport beoordeelt zelf de milieu- en sociaal-economische
gevolgen van de uitbouw van een haven in Rusland en beschrijft een
aantal voorgestelde begeleidende maatregelen die weliswaar
economische gevolgen kunnen hebben, maar waarvan niet vaststaat dat
deze gedragen worden door de kredietaanvrager. En zelfs als dit al het
geval is, dan bevat het gevraagde document geen gedetailleerde
beschrijving van die begeleidende maatregelen en hun financiële en
economische impact voor de kredietaanvrager. De Commissie ziet niet in
hoe de vrijgave van informatie die in het kader een kredietaanvraag van
een bedrijf in het dossier bij de Nationale Delcrederedienst is
opgenomen, op zichzelf de concurrentiepositie van dat bedrijf zou
aantasten.

De Commissie is dan ook van oordeel dat artikel 27, § 1, 7° van de wet
van 5 augustus 2006 niet op rechtsgeldige manier kan worden
ingeroepen om de openbaarmaking van het gevraagde document te
weigeren.

3.2.2.3 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5
augustus 2006

Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie de aanvraag afwijst wanneer de aanvraag betrekking heeft op
een advies of een mening die een derde vrijwillig en vertrouwelijk aan
een milieu-instantie heeft meegedeeld en waarvan hij uitdrukkelijk heeft
gevraagd het als vertrouwelijk te behandelen tenzij hij met de
openbaarmaking instemt. Opdat deze uitzonderingsgrond kan worden
ingeroepen moeten een aantal voorwaarden cumulatief zijn vervuld. Zo
geldt deze uitzonderingsgrond enkel ten aanzien van een advies of een
                                                                        11

mening en niet voor feiten. Bovendien moet de informatie afkomstig zijn
van een derde en moet deze de informatie vrijwillig en vertrouwelijk
hebben meegedeeld aan een milieu-instantie. De Commissie stelt vast dat
het gevraagde document werd opgesteld in opdracht van de Nationale
Delcrederedienst en dat er dus aan de overhandiging van het document
een contractuele verplichting ten grondslag lag. Er kan dan ook niet
worden beweerd dat het gevraagde document vrijwillig aan de Nationale
Delcrederedienst werd bezorgd. Aangezien één van de voorwaarden niet
is vervuld om de uitzondering van artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5
augustus 2006 in te roepen, moet de Commissie niet verder onderzoeken
of de andere voorwaarden vervuld zijn.

De Commissie is van mening dat artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5
augustus 2006 niet kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van
het gevraagde document te weigeren.

3.2.2.4 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5
augustus 2006

Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie de aanvraag afwijst wanneer het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen het vertrouwelijk karakter van de
federale internationale betrekkingen van België en van de betrekkingen
van België met de supranationale instellingen en van betrekkingen van
de federale overheid met de gemeenschappen en gewesten.

De Commissie ziet niet in – en dit kon ook niet in concreto worden
aangetoond door de Nationale Delcrederedienst - op welke wijze de
federale internationale betrekking van België zou kunnen worden
geschonden door het openbaarmaking van een document die enkel een
milieueffectenrapportage toets aan een aantal algemene en erkende
beoordelingscriteria voor milieueffectenrapportage en dat bovendien
komt tot een globale positieve evaluatie van het milieueffectenrapport.

De Commissie is dan ook van mening dat artikel 27, § 1, 3° niet
rechtsgeldig kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van het
gevraagde document te weigeren.
                                                                       12

   3.3 De beperking van het recht van toegang omwille van het bestaan
       van een werk in de zin van de wet van 30 juni 1994 betreffende
       het auteursrecht en de naburige rechten

In tegenstelling tot het principe dat de aanvrager vrij de wijze kiest
waarop hij of zij zijn recht van toegang tot milieu-informatie uitoefent,
bepaalt artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006 hierop een
uitzondering. Het bepaalt immers het volgende: “Wanneer de aanvraag
betrekking heeft op milieu-informatie waarin een auteursrechtelijk
beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van de auteur of van
de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan niet vereist om
ter plaatste inzage van het document te verlenen of uitleg erover te
verstrekken.
 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een
auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van
de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan
vereist overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het
auteursrecht en de naburige rechten voor de mededeling ervan in de
vorm van een kopie. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang
dat is gediend met de openbaarmaking te worden afgewogen tegen het
specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te
maken.”
Opdat echter toepassing kan worden gemaakt van artikel 30 van de wet
van 5 augustus 2006 moet het gevraagde document een werk bevatten in
de zin van de wet van 30 juni 1994. Om van een werk te spreken moet er
sprake zijn van originaliteit en moet die originaliteit in een bepaalde
vorm zijn gegoten. Originaliteit is het resultaat van de intellectuele
activiteit of inspanning van de maker ervan. Ook al moet die inspanning
niet erg groot zijn, toch kan niet worden gesteld dat elk document
automatisch hieronder valt. Bovendien is vereist dat de persoonlijkheid
van de maker tot uiting komt in het werk. De Commissie is van mening
dat het gevraagde document niet als een werk kan worden
gekwalificeerd, omdat het enkel een opgelegde analyse bevat volgens
internationaal aanvaarde standaarden en dat het document sterk
beschrijvend van aard is.

De Commissie is bijgevolg van mening dat artikel 30 van de wet van 5
augustus 2006 geen toepassing vindt en dat bijgevolg gevolg moet
worden gegeven aan de wens van de aanvrager om een kopie van het
gevraagde document te ontvangen.
                                                                     13

   3.4 Besluit

De Commissie is van mening dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
De Commissie ziet geen enkele juridische grondslag om de
openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. De Nationale
Delcrederedienst is er aldus toe gehouden om in overeenstemming met
artikel 39, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 uitvoering te geven aan
deze beslissing.


Brussel, 14 mei 2013.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Angélique Gérard, lid
Marie De Lombaert, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster