Avis 100-15

Source au format .pdf

Transposition

GEWESTELIJKE COMMISSIE VOOR DE TOEGANG TOT DE BESTUURSDOCUMENTEN VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Advies nr. 100/15
Toepassing van art. 20 van de Ordonnance van 30 maart 1995 betreffende de
openbaarheid van bestuur.

Overzicht van de feiten
Bij brief van 9 maart 2015 formuleert mevrouw Cieltje van Achter aan de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een verzoek tôt afschrift van de volgende bestuursdocumenten:\\
- Aile documenten van het verkoopdossier van de Citroënsite aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met înbegrip van doch niet beperkt tôt het onderhandsakkoord, schattingsverslag, expertise van de staat van het gebouw, energieprestatiecertificaat van het gebouw, documenten m.b.t. sanering;
- Aile documenten m.b.t. de (her)bestemming van de site, waaronder doch niet beperkt tôt het plan met museale visie, studie of plan waarin de aspecten van licht, temperatuur en luchtvochtigheid van het gebouw aan bod komen, raming van de kosten om de site om te bouwen tôt muséum, documenten omtrent het verbouwen van een deel van de site tôt woningen;
Aile documenten m.b.t. de hervestiging van de verkoper op een terrein in de Haven van Brussel.

Bij brief van 21 mei 2015 verzoekt mevrouw Ciertje van Achter de Gewestelijke Commissie voor de toegang tôt de bestuursdocumenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna: de Commissie) een advies uit te brengen met betrekking tôt haar recht op afschrift van de hierboven vermelde documenten.

Bij schrijven van 22 mei volgt alsnog een antwoord van de Minister-President op het initiële verzoek van 9 maart. Het verzoek wordt afgewezen om reden dat de onderhandelingen over de transactie nog steeds lopen en bijgevolg nog geen bestuurshandeling werd gesteld die onder het toepassingsgebied van de Ordonnantie valt.

In antwoord op het schrijven van de Commissie van 27 mei waarbij de Minister-President in kennis werd gebracht van het bij de Commissie ingediende verzoek om advies, heeft de heer Yves Goldstein, Kabinetschef van de Minister-President, de Commissie er bij brief van 4 juni van in kennis gesteld dat de Minister-President de vraag tôt openbaarmaking heeft geweigerd omdat de onderhandelingen nog steeds niet zijn afgerond, waardoor hij zich in dit verband meent te mogen beroepen op artïkel 10, § 3 van de ordonnantie. Daarnaast stelt hij de Commissie ervan in kennis dat het overigens niet het Gewest zelf îs dat onderhandelt of het Citroëngebouw op termijn zal aankopen en dat de onderhandelingen worden gevoerd door een rechtspersoon die losstaat van het Gewest, namelijk de Maatschappij voor de Verwerving van Vastgoed (MW), die eigenaar zal worden van het gebouw.

1
y
De ontvankeliikheid van de adviesaanvraag
In haar verzoek om advies aan de Commissie vermeldt mevrouw Van Achter dat zij tegelijkertijd met haar verzoek om advies een verzoek tôt heroverweging heeft gericht aan de Minister-President, zoals art. 20 van de Ordonnance voorschrijft. Het bewijs van verzending van het verzoek tôt heroverweging is weliswaar niet gevoegd bij haar schrijven aan de Commissie, maar wordt niet betwist door de heer Yves Goldstein in zijn brief van 4 juni 2015.

Artikel 12 van de Ordonnance draagt een gewestelijke administratieve overheid die niet onmiddellijk op een vraag van openbaarheid kan ingaan op om binnen een termijn van dertig dagen de verzoeker op de hoogte te stellen van de redenen van het uitstel. Bij afwezigheid van een kennisgeving door de Minister-President aan verzoeker binnen deze termijn wordt de aanvraag, conform art. 12, derde lid, geacht te zijn afgewezen. Het laattijdige antwoord van de Minister-President van 22 mei kan niet resulteren in de onontvankelijkheid van het verzoek tôt advies van 21 mei.

De Commissie acht het verzoek tôt advies bijgevolg ontvankelijk.

De eegrondheid van de adviesaanvraae
Artikel 32 van de Grondwet en de Ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van een principiële openbaarheid van allé bestuursdocumenten. De Commissie beklemtoont dat het hierbij gaat om aile informatîe, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid beschikt (art. 3, 2°). Het is geenszins vereist dat de gevraagde documenten betrekking hebben op een (eenzijdige) bestuurshandelîng. Ook documenten die worden opgesteld in het raam van een contractuele verhouding vallen principïeel onder de openbaarheidsregelgeving.

De openbaarmaking van bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd voor zover deze weigering op een wettelijke grondslag berust.

In zijn schrijven van 4 juni stelt de heer Yves Goldstein de Commissie ervan in kennis dat de onderhandelingen, waarop de gevraagde documenten betrekking hebben, niet door het Gewest worden gevoerd maar door een rechtspersoon die losstaat van het Gewest, met name de Maatschappij voor de Verwerving van Vastgoed (MW). Het feit dat het Gewest de documenten in zijn bezit niet zelf zou hebben opgesteld of niet zou zijn betrokken bij de onderhandelingen die aan het opstellen van deze documenten voorafgaan, is op zich geen reden om de openbaarheid ervan te weigeren. Indien deze mededeling echter zou inhouden dat de gevraagde documenten niet in het bezit zijn van het Gewest kan niet aan de vraag tôt afschrift worden voldaan (art. 9, 4de lid). De Commissie wijst de Minister-President er op dat hij er in voorkomend geval toe gehouden is om de verzoeker daarvan onverwijld in kennis te stellen en haar de benaming en het adres mee te delen van de administratieve overheid die volgens zijn inlichtingen het bestuursdocument onder zich heeft.

De Minister-President beroept zich verder op art. 10, § 3, 1° van de Ordonnantie. Hij meent dat de vraag tôt afschrift afgewezen kan worden op grand van het feit dat de onderhandelingen over de aankoop van het Citroëngebouw nog niet werden afgerond. Het loutere feit dat een document niet af of onvolledig is, is evenwel onvoldoende om zich op deze uitzonderingsgrond te kunnen beroepen. Het is bijkomend vereist dat de openbaarmaking van het betrokken document tôt misvattïng
2
aanleiding kan geven. Daarnaast kan deze uitzonderingsgrond niet zonder meer worden ingeroepen voor documenten die betrekking hebben op een onvoltooid besluitvormingsproces. Aangetoond moet worden dat de documenten zelf niet af of onvolledig zijn.

Hieruit volgt dat de vraag tôt afschrift van het onderhands akkoord enkel kan worden geweigerd wanneer het document niet af of onvolledig is doordat de onderhandelingen nog nîet zijn afgerond en de openbaarmaking hierdoor tôt misvatting aanleiding kan geven. In zoverre de inhoud van de overige documenten waarvan de openbaarmaking wordt gevraagd niet afhankelijk is van de lopende onderhandelingen en deze documenten volledig zijn, kan de openbaarmaking ervan niet op grond van art. 10, § 3,1° worden geweigerd. De Commissie wijst ten slotte op de restrictieve aard van de uitzonderingsgronden. Op grond van artikel 11 van de Ordonnantie kan of moet enkel de informatie die onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking worden onttrokken. Aile andere Informatie in de gevraagde bestuursdocumenten dient openbaarte worden gemaakt.

De adviesaanvraag van mevrouw Cieltje Van Achter van 9 maart 2015 gericht aan de Gewestelijke Commissie voor de toegang tôt de bestuursdocumenten is ontvankelijk en gegrond, met dien verstande dat:\\
- de Minister-President van de Brusselse Regering de openbaarmaking van de documenten niet kan weigeren om de enkele reden dat het document onvolledig is doordat de onderhandelingen nog niet zijn afgerond of op grond van de overweging dat de onderhandelingen worden gevoerd door een rechtspersoon die losstaat van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die eigenaar zal worden van het gebouw;
de vraag tôt openbaarmaking van het onderhands akkoord kan worden geweigerd wanneer het Gewest het document niet onder zich heeft of om reden dat het document onvolledig is doordat de onderhandelingen nog niet zijn afgerond en de openbaarmaking hierdoor tôt misvatting aanleiding zou kunnen geven. De openbaarmaking van de overige documenten van het verkoopdossier, met betrekking tôt de (her)bestemming van de site, alsook met betrekking tôt de hervestiging van de verkoper kan niet op basïs van deze laatste weigerîngsgrond worden geweigerd wanneer de inhoud ervan geen verband houdt met de aan de gang zijnde onderhandelingen.

De Commissie verleende haar advies op 19 juni 2015 op verslag van dhr. S. Lierman waarop aanwezig waren, de heer M. Leroy, Voorzitter, de heer S. Lierman en mevrouw L. Therry, J. Sautois en A.-F. Vokar en mevrouw K. Maerten, Secretaris.

Besluit
M.Leroy
K. Maerten
Voorzitter
Secretaris
3